vlag Indonesië I N D O N E S I E Wikipedia Landenweb
Opp.: 1.919.440 km² (63 x België)    Inw.: 238 miljoen (2006)   (131 inw./km²)    Regeringsvorm: republiek    Hoofdstad: Jakarta    Religie: islam (88%)

locatie Indonesië

Indonesië bestaat uit een enorm groot eilandengebied in Zuidoost-Azië, gelegen tussen het Zuidoost-Aziatische vasteland, Australië, de Indische en de Stille Oceaan. Dit land grenst aan Maleisië op het eiland Borneo, aan Papoea-Nieuw-Guinea op het eiland Nieuw-Guinea, en aan Oost-Timor op het eiland Timor.
Indonesië telt 29 provincies, 2 bijzondere gebieden en 1 hoofdstedelijk bijzonder gebied met daarin de hoofdstad Jakarta. Elke provincie wordt onderverdeeld in regentschappen, gemeentes en subdistricten.
De gemiddelde jaartemperatuur ligt in het gehele land rond de 26°C. Afhankelijk van de moesson is er een regentijd en een droge periode.
Bossen vormen de oorspronkelijke begroeiing en bedekken nog steeds meer dan de helft van het land -goed voor zo'n 140 miljoen hectare regenwoud, na Brazilië het op een na grootste ter wereld. In de schaduw van de reusachtige bomen gaat een ongekende plantenrijkdom verscholen. Spijtig genoeg wordt circa één miljoen hectare grond per jaar ontbost, omdat de bevolkingsgroei nieuwe landbouwgronden vereist. Verbranding van bomen om een stuk grond bouwrijp te maken, zoals eeuwenlang is toegepast, heeft slechts weinig invloed op het milieu, maar de huidige methoden van ontbossing richten een immense schade aan.


Indonesië

Politiek
Indonesië is na de onafhankelijkheid van Nederland (1949) omgevormd tot een republiek. De eerste president van Indonesië, Soekarno, regeerde tot in 1968. Indonesië is nog steeds bezig met de democratisering van de politiek. In 2004 is de zesde president voor het eerst door het volk gekozen. Kort na zijn aantreden stelde President Habibie zowel vakbondsleider Mochtar Pakpahan als de gedetineerde activist Sri Bintang Pamunkas op vrije voeten. Bij decreet gelastte hij tevens de vrijlating van vijftien Oost-Timorese politieke gevangenen. De leider van het Oost-Timorese verzet en talloze andere opponenten zitten helaas nog steeds vast.
Amnesty International en andere organisaties hebben Indonesië al herhaaldelijk verzocht om gewetensgevangenen onvoorwaardelijk vrij te laten, om de veroordelingen van politieke gevangenen opnieuw te bezien en om een eind te maken aan martelingen, "verdwijningen", buitengerechtelijke executies en de doodstraf.

In zo'n uitgestrekt land als Indonesië steken onafhankelijkheidsbewegingen herhaaldelijk de kop op. Niet alleen Oost-Timor en Atjeh bezorgen de autoriteiten hoofdbrekens, maar ook Irian Jaya (het vroegere Papoea). Eerder al zijn mensen onwettig gedood in het kader van betogingen voor onafhankelijkheid in verschillende steden. Soms kwam het tot treffen met de veiligheidstroepen bij demonstratieve vlaghijsingen maar er zijn tevens gevallen bekend van mensen die in hun slaap zijn neergeschoten nadat ze aan betogingen hadden deelgenomen. De Nationale Commissie voor de Rechten van de Mens stelt hiernaar een onderzoek in.
In oktober 2005 werden Filep Karma, voormalig ambtenaar, en Yusak Pakage, een student, veroordeeld tot lange gevangenisstraffen. Ze hadden deelgenomen aan een vreedzame ceremonie op 1 december 2004 waarbij de vlag werd gehesen in Abepura in de provincie Papoea. Deze vlag is een symbool van de onafhankelijkheid van Papoea. De plechtigheid was een herdenking van het uitroepen van de onafhankelijkheid van Papoea in 1962. In mei 2005 kregen Karma en Pakage gevangenisstraffen van respectievelijk 15 en 10 jaar op beschuldiging van verraad en vijandigheid jegens de staat.
Het proces tegen Filep Karma en Yusak Pakage veroorzaakte rellen buiten het gerechtsgebouw (10 mei 2005). De politie gebruikte evenwel buitensporig geweld tegen de betogers en velen raakten gewond. Een hogere politieofficier kreeg ontslag als gevolg van dit incident, maar er werden hem verder geen criminele feiten ten laste gelegd. Het incident werd zelfs nooit officieel onderzocht.

Omdat de Indonesische regering slechts één officiële vakbond erkent, komt de politie regelmatig de bijeenkomsten van andere vakverenigingen verstoren en pakt ze vakbondsactivisten op. Volgens de Internationale Arbeidsorganisatie (de ILO) illustreren de verregaande schendingen van de mensenrechten en vakbondsrechten de zeer kwetsbare positie van de arbeiders. Zowel vakbondsleiders als arbeiders riskeren het slachtoffer te worden van wel erg repressieve maatregelen.
Dita Indah Sari, een vakbondsactiviste, zette zich vanaf heel jonge leeftijd in voor de verbetering van de arbeidsomstandigheden en voor het verkrijgen van een betere verloning in de industrie -vaak minder dan 1 dollar per dag. Ze stond aan het hoofd van het "Center for Indonesian Workers' Struggle" toen ze in 1996 bij een vreedzame demonstratie voor een minimumloon werd opgepakt. Ze vreesde voor haar leven omdat de draconische Indonesische wetten de doodstraf opleggen voor "het ondermijnen van politieke activiteiten". Ze werd uiteindelijk veroordeeld tot zes jaar gevangenschap, maar kwam in 1999 vrij en trad vervolgens in vele landen op als pleitbezorgster van vakbondsrechten. Reeds in 1996 had ze voorwaardelijk kunnen vrijkomen indien ze had afgezien van elke verdere politiek getinte activiteit. Maar dat wilde ze niet. Ze zei dat ze geen enkele misdaad had begaan en dus onvoorwaardelijk moest vrijkomen. Volgens haar familie was het onder de sterke druk van de internationale gemeenschap dat de autoriteiten haar deze voorwaardelijke invrijheidstelling hadden aangeboden.
Dita Indah Sari werd de Reebokprijs voor jonge mensenrechtenactivisten toegekend in 2002, maar ze weigerde de prijs omdat eerder door de politie stakingen waren neergeslagen van werknemers die voor Reebok schoenen produceerden.

De mensenrechtensituatie in Indonesië blijft zorgen baren. Er zijn al wel enkele belangrijke wetgevende initiatieven genomen maar corruptie heerst nog altijd en etnische en religieuze conflicten leiden tot spanning. De politie blijft haar toevlucht vinden tot (buitensporig) geweld om protesten en betogingen te onderdrukken. Vroegere mensenrechtenschendingen worden amper onderzocht en slechts enkele klachten hebben aanleiding gegeven tot vervolging. Na enkele jaren onderbreking hebben er bovendien opnieuw executies plaats.
Zes vakbondsleiders werden in februari en maart 2006 veroordeeld tot gevangenisstraffen gaande van 14 maanden tot twee jaar. Allen werden ze gearresteerd na een staking en een betoging in een palmolieplantage in september 2005. Het hele dispuut draaide om de toepassing van minimumnormen waarop de arbeiders rechthebben. Tijdens de betoging werd schade toegebracht aan een toegangspoort en raakten twee bedienden gewond.
Alle zes werden ze beschuldigd van gebruik van geweld tegen mensen of eigendommen, ook al ontbrak elke vorm van bewijs.
Drie van de vakbondsactivisten zijn ondertussen vrijgelaten. Ze kwamen in aanmerking voor een kwijtschelding van hun verdere straf omdat ze 2/3 hadden uitgezeten en dit ter gelegenheid van de onafhankelijksdag.


Uit het jaarrapport 2010 van Amnesty International (2009)
Doodstraf: wordt nog steeds gehandhaafd. Er werd dit jaar niemand geëxecuteerd, maar een nieuwe verordening in Atjeh schreef dood door steniging voor.
Levensverwachting: 70,5 jaar.
Sterftecijfer onder 5 jaar (m/v): 37/27 per 1000.
Alfabetisme onder volwassenen: 92 %.
Het hele jaar door waren er gewelddadige botsingen in Papoea en de bevolking van Papoea werd nog steeds ernstig beperkt in haar recht op vrijheid van meningsuiting en van vergadering.
Leden van de politie zouden zich in de hele eilandengroep schuldig hebben gemaakt aan marteling en andere vormen van mishandeling en gebruik hebben gemaakt van onnodig of buitensporig geweld, soms met de dood tot gevolg.
Het strafrechtsysteem was nog steeds niet in staat om de aanhoudende straffeloosheid voor mensenrechtenschendingen uit het heden en uit het verleden aan te pakken. Mensenrechtenverdedigers werden nog steeds aangevallen en er waren ten minste 114 gewetensgevangenen.
Een nieuwe gezondheidswet bevatte bepalingen die gelijke toegang tot kraamzorg verhinderen.

Het sprookje van de supernoot
Het biobrandstofgewas jatropha leek het nieuwe wondermiddel, de oplossing voor alles: het klimaatprobleem, het energieprobleem én de armoede. Tien jaar en vele miljoenen euro's verder wordt jatropha echter verguisd. Opkomst en ondergang van een supergewas...
De grond in de regio Amor Amor op het eiland Lombok (juist ten oosten van Bali) is erg droog, maar prima geschikt voor pinda's en maïs. In 2005 kregen de boeren er bezoek van overheidsfunctionarissen: ze moesten voortaan jatropha verbouwen, een robuuste struik die soms al werd gebruikt als erfafscheiding. De boeren kregen het zaaigoed cadeau en de verzekering dat de zaden van de jatrophanoot zeker 2000 roepia (15 eurocent) per kilo zouden opleveren -wat een goede prijs leek. jatropha
Maar al snel begon de ellende. Na drie jaar kon er geoogst worden, maar er kwam geen koper. De overheidsfunctionarissen waren verdwenen en de boeren raakten in paniek. De zaden zelf opeten kon niet, want jatrophanoot –vanwege de laxerende werking ook wel schijtnoot genoemd– is giftig. Sommigen brachten hun zaden achter op de brommer naar de markt, maar daar kregen ze hooguit 100 roepia voor een kilo.
Tien jaar geleden gonsde het wereldwijd over het wondermiddel jatropha, de perfecte grondstof voor biobrandstof. Voortaan zouden we met z'n allen jatropha tanken aan de pomp! Zelfs Boeings zouden op jatropha vliegen. De zaden bevatten zoveel energie dat we niet meer afhankelijk zouden zijn van fossiele brandstof. Bovendien groeit de struik op grond die verder nergens anders voor geschikt is, in de woestijn desnoods. Water? Kunstmest? Niet nodig. En goed voor het klimaat: in theorie neemt het gewas evenveel kooldioxide op tijdens het groeien als er vrijkomt bij verbranding.
Jatrophaprojecten konden rekenen op warme belangstelling van klimaatfondsen. Zo steunde Nederland via het Programma voor Duurzame Biomassa verschillende projecten in Afrika en Azië. Het laatste zetje kwam van de overheid (zoals de Europese Unie en de VS) die ging beslissen dat benzine om klimaatredenen bijgemengd moest worden met biobrandstof. De jatropharush begon.
Commerciële investeerders wierpen zich op de jatropha en internationale donoren betaalden mee. Overheden, waaronder die van Indonesië, hoopten nu aan hun klimaateisen te voldoen.
De ontnuchtering volgde echter snel. Stuk voor stuk gingen projecten kapot, zoals het Nederlandse Bioshape dat 80.000 hectare landbouwgrond in Tanzania huurde om met de daar verbouwde planten in Nederland stroom op te wekken. Energiebedrijf Eneco was trouwens een van de financiers. Maar in 2009 trokken de initiatiefnemers de stekker uit het project.
Van een tunnelvisie gesproken! Vrijwel niemand kwam op het idee om te kijken of de eigenschappen van jatropha wel zo miraculeus waren als men beweerde. Iedereen praatte elkaar na en hanteerde rekenmodellen waarin 7 ton jatropha per hectare zou worden geoost. In realiteit werd dat soms minder dan 1 ton. En in de plaats van 40% bevatte een jatrophanootje slechts 20 tot 25% olie. Het ergste was dat jatropha wel degelijk water en voedingssoffen nodig had. Zonder water of mest overleeft de plant weliswaar, maar veel nootjes zitten er dan niet aan.

Zijn er na de hype en de ineenstorting nog kansen voor jatropha? Wel, een rustige wedergeboorte, dát is waar de Canadese investeerder Mike Vanstone op hoopt. Zijn bedrijf investeerde miljoenen in jatrophaplantages in Indonesië. Wat ervan rest, zijn een paar velden, 89 hectare, op Lombok. De plantage ziet er goed onderhouden uit, maar slechts hier en daar hangt een trosje met vruchten.
De sleutel voor het succes ligt volgens Vanstone in de opbrengst per hectare. Die moet omhoog. En dat kan: jatropha is een 'wilde' plant, waar nauwelijks aandacht aan is besteed -en al helemaal niet aan het eventueel veredelen ervan. Door soorten te kruisen kan veel beter zaaigoed verkregen worden.
Vanstone is niet de enige die nog in jatropha gelooft: zo is er Tony Liwang, hoofd van de Plant Production and Biotechnology Division van de Indonesische multinational Sinarmas, een van de grootste producenten van plantolie ter wereld. Even buiten Jakarta probeert het team van Liwang door kruising en selectie de perfecte jatrophasoort te creëren. Door een plantage te beginnen met stronken in plaats van met zaden kunnen de struiken veel eerder een goede productie opleveren. Hij ziet een toekomst in de vorm van wijngaarden, zoals in Frankrijk: lange rijen met lage struiken die machinaal geplukt kunnen worden. Blijft uiteraard nog het probleem dat jatropha giftig is: een gifloze variant kweken zou welkom zijn.

Opgepakt voor bidden voor onafhankelijk West-Papoea!
Papoea-activist Steven Itlay en dertien anderen verzamelden zich op 6 april 2016 bij een kerk om samen te bidden als steunbetuiging aan een organisatie die zich geweldloos inzet voor een onafhankelijk West-Papoea. De autoriteiten pakten Itlay op en klaagden hem aan voor rebellie. Hij kan levenslang krijgen.
Itlay wordt vastgehouden in een kamer zonder daglicht of goede ventilatie. Ook krijgt hij maar twee keer per dag te eten. Vaak is dat alleen rijst of noedels. Door de slechte omstandigheden heeft hij last van pijn op zijn borst en hoofdpijn. De politie weigert hem echter door een arts te laten onderzoeken en behandelen.
Ook mag hij zijn familie maar tien minuten zien als zij op bezoek komen. Ze mogen niet in de eigen Papoea-taal spreken en worden streng in de gaten gehouden.

RSPO
Het plantagebedrijf Bumitama Gunajaya Adabi, een dochteronderneming van het Indonesisch palmoliebedrijf Bumitama Agri Ltd, is sinds 2007 duurzaam gecertificeerd door de Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO). Een duurzaam keurmerk voor palmolie was immers hard nodig. In 2004 werd daarom RSPO opgericht door onder meer voedingsconcern Unilever en het Wereld Natuur Fonds, met de idee om bosbranden, grootschalige landroof en mensenrechtenschendingen te voorkomen. Aan de Ronde Tafel zetelen financiers als Rabobank, producenten als Bumitama, handelaars, supermarkten en non-profitorganisaties.
Toen Adinda en haar man in de jaren '90 als transmigranten uit Java neerstreken in Kalimantan (Borneo), kregen ze twee hectare van de overheid cadeau.  Ze verbouwden er rijst en groenten en wat ze zelf niet opaten, verkochten ze op de markt. Hun dorpje Sukajaya lag toen nog helemaal in het tropisch regenwoud, samen met ontelbare papagaaien en ja, er leefden ook orang-oetans, de roodharige mensapen die volgens de internationale natuurorganisatie UICN met uitsterven bedreigd worden. Toen in 2004 Bumitama een vergunning kreeg voor een palmolieplantage en het dorp als het ware omsingeld werd door 30.000 hectare oliepalmen, was het gedaan met het boerenleven.  Een hectare verkochten ze via een tussenpersoon aan het bedrijf, de rest hielden ze om hun eigen eten op te verbouwen. Maar dat mocht niet: de opzichter van de plantage vernielde hun gewassen.
Bumitama meldt dat de landcertificaten van de bewoners destijds via de gangbare procedure werden overgedragen aan het nationale landagentschap, een overheidsorgaan verantwoordelijk voor het beheer van de eigendomsrechten. Volgens hen zijn sommige certificaten per ongeluk teruggegeven! Adinda en haar gezin zijn niet de enige bewoners die gebukt gaan onder landconflicten. Men schat dat het probleem zo'n 13 dorpsgemeenschappen, ruim 13.000 bewoners, in deze regio treft. Maar lang niet iedereen heeft een aantoonbaar document: zo zijn er heel wat inheemse bewoners die voor de komst van de plantage hun voedsel uit de bossen haalden of op eigen akkers verbouwden, maar nooit grondbezitter zijn geweest op papier. Zij zijn vaak bang voor repercussies, waardoor ze niet durven te vragen waar ze recht op hebben. Dat is in strijd met de internationale richtlijn die ook RSPO hanteert: bewoners moeten goed geïnformeerd zijn wanneer ze toestemming geven voor landgebruik door bedrijven en welke vergoeding daar tegenover staat. Toen Bumitama in de regio kwam, was de afspraak dat het land 50-50 verdeeld zou worden met de plaatselijke bewoners maar die verdeling is vanaf het begin een valse belofte geweest. Sommigen hebben te weinig land gekregen. Of te weinig geld voor hun oliefruit. Er werd aangifte gedaan bij de politie... tevergeefs.
In Indonesië geldt de Wet op Arbeid No13/2003, waarin staat dat een tijdelijk contract maximaal drie jaar duurt en een werknemer deze niet vaker dan drie keer achter elkaar mag ontvangen.
Palmolie zit in een op de twee levensmiddelen in onze supermarkt. Ook is het een ingrediënt voor biobrandstof. Met het oog op de groei van de welvaart in China is de schatting dat er nog 25 procent meer palmolie nodig zal zijn in de komende vijftien jaar. Unilever verbindt er zich daarom toe om alleen nog duurzame RSPO-palmolie te gebruiken. Maar zoals gezegd zijn er talrijke wanpraktijken bij deze 'duurzame' bedrijven, onder meer vanwege illegale ontbossing. RSPO plakt eerst een keurmerk erop en pas wanneer mensen aan de alarmbel trekken, gaan ze kijken wat er aan de hand is. Alleszins zijn landconflicten de meest uitdagende cases , mede omdat het de betrokkenheid van overheidsinstanties op verschillende niveaus betreft. Op dit moment is 18 procent van alle palmolie wereldwijd RSPO-gecertificeerd, maar het keurmerk durft nauwelijks sancties op te leggen.

Vijf jaar voor godslastering!
Alnoldy Bahari, een Javaanse boer, moet vijf jaar de gevangenis in omdat hij online de islam zou beledigen en haat zou zaaien. Hij zit enkel en alleen vast voor het uiten van zijn mening.
Alnoldy Bahari schreef op zijn facebookpagina dat hij God (Allah) had gezien en trok het geloof van andere moslims in twijfel. Buurtbewoners voelden zich gekwetst door zijn opmerkingen en gaven hem aan bij de politie. Hij werd in december 2017 opgepakt.
De rechter veroordeelde Bahari op 30 april 2018 onder een controversiële internetwet die vaak wordt gebruikt om mensen te vervolgen die online hun mening geven over een religie. Dit is in strijd met de mensenrechten: het recht op vrijheid van meningsuiting mag niet op een dergelijke manier beperkt worden door wetten die godslastering verbieden.

Mogelijk levenslang voor activisten!
Zes Papoea-activisten werden in augustus 2019 door de politie in Jakarta, Indonesië gearresteerd nadat ze campagne hadden gevoerd voor een onafhankelijk Papoea. Nu worden ze beschuldigd van ‘rebellie’’ en kunnen hiervoor levenslang of 20 jaar celstraf krijgen. Er zijn grote zorgen dat de activisten in de gevangenis worden mishandeld.
Het aantal protesten voor een onafhankelijk Papoea is de afgelopen tien jaar enorm toegenomen, vooral onder jongeren en studenten. Al tientallen vreedzame politieke activisten zijn vervolgd.

De Nieuwe Hoofdstad op Borneo
Een oud idee wordt plots een dringend project: Indonesië gaat een nieuwe hoofdstad bouwen. Ze heeft nog geen naam, enkel een werktitel: Ibu Kota Baru, Nieuwe Hoofdstad. De zone voor de Nieuwe Hoofdstad ligt tussen Samarinda en de andere grote stad in provincie Oost-Kalimantan, de olie- en havenstad Balikpapan.
Op de maquette van de Nieuwe Hoofdstad zijn drie zones te zien: zone 1 voor overheidsgebouwen, zone 2 voor woningen en zone 3 voor economische activiteiten. In totaal gaat het over zo’n 2500 km², een oppervlakte bijna dubbel zo groot als de huidige hoofdstad Jakarta. In het gebied bevinden zich momenteel 72 dorpen, met in totaal 186.000 inwoners.
Vier maanden na de eerste aankondiging in augustus 2019 gaf president Joko Widodo eindelijk twee redenen op voor de verhuis: het feit dat Indonesië nog steeds haar eigen hoofdstad niet zelf gekozen had, 74 jaar na de onafhankelijkheid, en de last die Jakarta nu moet dragen als de administratieve, commerciële en financiële hoofdstad.
Kalimantan herbergt een van de oudste regenwouden ter wereld. Iedereen kent de orang-oetan uit Borneo, en het eiland huisvest ontelbare planten en diersoorten. Vaak wordt daarom de vergelijking gemaakt met het Braziliaanse Amazonegebied. Die gaat jammer genoeg ook op voor de bedreigingen: eerst kwam de ontbossing voor tropisch hardhout, daarna volgden de plantages voor commerciële bosbouw. De laatste decennia kwamen daar de plantages voor palmolie bij en de snel oprukkende ontginning van steenkool.

Borneo

Een van de meest opvallende vaststellingen: de lokale bevolking werd op geen enkel moment geraadpleegd.
Op het grondgebied voor de Nieuwe Hoofdstad liggen niet minder dan 162 concessies, waarvan 148 voor mijnbouw. Andere zijn voor palmolie- of eucalyptusplantages. Bij gebrek aan eigendomspapieren voor hun grond, staan de dorpelingen in de regio zwaar onder druk door grondroof voor plantages en mijnbouw. Bedrijven komen de grond inpikken en zij kunnen weinig doen omdat het districtshoofd hun rechten niet respecteert. En de manier waarop de beslissing over de nieuwe hoofdstad tot stand kwam, geeft weinig hoop.

De vrees bestaat ook dat de milieuproblemen snel zullen toenemen. Er zijn drie belangrijke parken die deels binnen de grenzen van de nieuwe hoofdstad liggen: Bukit Suharto Forest, Manggar Forest en Wain River Forest. Daarnaast zijn er de mangrovebossen van de Balikpapan-baai. De resterende mangroves zijn nu beschermd, nadat de lokale bevolking geklaagd had dat er te veel gekapt werd voor commerciële activiteiten langs de oevers, zoals aanleghavens en elektriciteitscentrales. Vooral de lokale vissers zijn hiervan de dupe.
Bovendien blijkt dat het bovenste gedeelte van de Balikpapanbaai -zone 1- een overstromingsgevarenzone is. En een van de redenen om de overheid met al haar politieke functies en instellingen uit Jakarta te verhuizen, is net het toenemende overstromingsgevaar. Door overdadig gebruik van grondwater zakt de bodem in Jakarta jaarlijks tussen twee en twintig centimeter. En de opwarming van de oceanen zorgt ervoor dat het niveau van de Javazee stijgt.
De Indonesiërs zijn dan ook een beetje de Nederlanders van Zuidoost-Azië geworden. Ze moeten voortdurend hogere dijken bouwen om grote overstromingsrampen te voorkomen. Toch bleek op 1 januari 2020 nogmaals hoe kwetsbaar Jakarta is. Hevige stortregens zetten grote delen van de metropool onder water, waardoor 400.000 mensen tijdelijk dakloos werden en er 66 doden vielen. Het gevaar komt bovendien niet alleen van de zee. Tropische regens in en rond Jakarta stuwen het water in volle vaart via dertien rivieren richting Jakarta.

30,5 miljard euro. Dat is de geschatte kost van de bouw en verhuis van de nieuwe hoofdstad. Tien procent van dat bedrag zou komen van de nationale begroting, twintig procent wordt gezocht bij privékapitaal, zeventig procent moet komen van overheidsbedrijven.
Er is ook sprake van buitenlandse financiering. In januari 2020 kondigde president Widodo op een persconferentie de vorming van een internationale stuurgroep aan. Die zou adviseren en moet tegelijk internationale investeerders aantrekken.
Drie namen werden genoemd: Sheikh Mohammad bin Zayed al Nahyan (kroonprins van de Verenigde Arabische Emiraten, VAE), Masayoshi Son (CEO van het Japanse conglomeraat Softbank Group) en Tony Blair (ex-premier van het Verenigd Koninkrijk). Er zijn wel veel vragen en weinig antwoorden over de rol van deze stuurgroep. Transparency International noemt de VAE, en vooral Dubai, een paradijs om frauduleus geld wit te wassen. Tony Blair heeft ook nauwe banden met het land: in 2017 kwam aan het licht dat zijn bedrijf rijkelijk betaald werd door de Emiraten, in de periode dat Blair officieel in dienst was als VN-onderhandelaar voor het Midden-Oosten.

De promotoren verkopen de nieuwe hoofdstad als een futuristische modelstad met veel groen, inclusief regenwoud, uitsluitend elektrische auto’s, energiearme huizen en groene elektriciteit -ook al is er nog helemaal geen milieu-impactstudie gemaakt. En wat gezegd van de geplande drie steenkoolcentrales net buiten de zone?