vlag Marokko M A R O K K O Wikipedia Landenweb
Opp.: 446.550 km² (15 x België)    Inw.: 33,7 miljoen (2007)   (76 inw./km²)    Regeringsvorm: parlementaire monarchie    Hoofdstad: Rabat   Religie: islam

Marokko is te verdelen in 4 natuurlijke landschappen, met name het Rifgebergte aan de Middellandse-Zee, het Atlasgebergte, de hoogvlakte van Oost-Marokko en het gebied ten noordwesten van de Atlas. Deze vruchtbare strook in Marokko is rijk aan water en vormt een aaneenschakeling van boomgaarden, waarvan de oase van Marrakech het middelpunt vormt.
Het klimaat verschilt van streek tot streek. Het berggebied heeft ruwe winters en matig warme zomers. In het zuiden van Marokko kan het bijzonder heet worden.
Rijke neerslag valt vooral in de winter (800 tot 1000 mm) op de westhellingen van de Midden- en de Hoge Atlas. In de noordelijke kustvlakten heerst een Middellandse-Zeeklimaat, naar het binnenland neemt de invloed van het continent toe.

locatie Marokko Marokko

Politiek
Marokko annexeerde de Westelijke Sahara in de periode 1976-1979, maar dit stuitte op (internationaal) verzet. Bevrijdingsorganisatie Polisario vond eerst onderdak in zowel Mauretanië als Algerije, totdat het eerstgenoemde land een verdelingsakkoord met Marokko afsprak over de Westelijke Sahara. Marokko is tevens het enige land van Afrika dat geen lid meer is van de Afrikaanse Unie, omdat de Westelijke Sahara hiervan lid is. In het noorden van Marokko liggen twee Spaanse exclaves: Ceuta en Melilla. Marokko beschouwt deze exclaves echter als bezet Marokkaans grondgebied.
Sinds 23 juli 1999 is Mohammed VI de koning van Marokko. Hij werd daarmee de achttiende koning van de sinds 1666 regerende Alaoui-dynastie.
Mohammed VI wordt gezien als een koning die Marokko wil moderniseren en opkomt voor de armen. Hij moderniseerde onder andere de Mudawana, het islamitische familierecht, om zo vrouwen meer rechten te geven. Hij presenteerde zijn bruid aan het Marokkaanse volk, hetgeen al een breuk betekende met de traditie, waarin de vrouwen van de koning een verborgen bestaan leiden. Ook riep hij na zijn troonsbestijging een nationale conferentie bijeen, waar hij met de zes bevolkingsgroepen (Arabieren, Joden, christenen, Moren, Imazighen en Toeareg-nomaden) in gesprek ging over een intercultureel Marokko. De bevolkingsgroepen kregen daarna speciale rechten en voorzieningen.

Vele ballingen mochten terugkeren naar hun land. Onder hen onder meer de linkse criticus Abraham Serfaty. Betogingen in de Westelijke Sahara werden echter nog steeds met geweld de kop ingedrukt en gevolgd door arrestaties en vermeende gevallen van marteling. Zo werden op 6 december 1999 bij drie verschillende incidenten in Tan Tan, Laayoune en Agadir drie Saharanen opgepakt: Brahim Laghzal, Cheikh Khaya en Laarbi Massoudi. Ze werden naar een militair kamp overgebracht waar ze zouden gefolterd zijn.
De drie werden ondervraagd over materiaal dat ze bij zich hadden en dat hen in verband bracht met het Polisario Front, een beweging die opkomt voor de onafhankelijkheid van de Westelijke Sahara. Het materiaal dat in beslag werd genomen bestond uit een video-opname van het 10de Polisario-congres en de grondwet van de zelf uitgeroepen Polisariostaat. De mannen zaten meer dan vijf maanden in de gevangenis van Inezgane, bij Agadir, en ze gingen in hongerstaking om te protesteren tegen de omstandigheden van hun detentie.
Op 2 juni 2000 veroordeelde de Rechtbank van Eerste Aanleg in Agadir Brahim Laghzal en Cheikh Khaya tot vier jaar gevangenisstraf. Laarbi Massoudi kreeg drie jaar vanwege "bedreiging van de veiligheid van de staat". Daarbij kregen ze alledrie nog een boete van 10.000 dirham (900 euro). Hun advocaten tekenden beroep aan tegen dit vonnis. Op 3 juli verwierp het Hof van Beroep deze aanvraag en verhoogde daarbij nog de straf van Laarbi Massoudi tot vier jaar gevangenis.
Het conflict in de Westelijke Sahara sleept al tientallen jaren aan. Het Polisario Front ijvert voor een onafhankelijke staat. Er is al heel lang sprake van een refendum waarin de inwoners zich zouden kunnen uitspreken voor onafhankelijkheid of voor inlijving bij Marokko, maar dit referendum wordt telkens opgeschort.
De autoriteiten verzuimen eveneens opheldering te verschaffen over wat er gebeurde met de 450 "verdwenen" personen, voor het merendeel Saharanen, tussen de jaren zeventig en begin jaren negentig.

In het maandblad "Goedele" van november 2008 wordt een Algerijns vluchtelingenkamp nabij de Marokkaanse grens belicht. Enkele uittreksels...

Niemand wil hier zijn. De hamadwoestijn is een van de meest onherbergzame stukken Sahara, één uitgestrekte vlakte van rots en steen. Overdag klimmen de temperaturen vaak tot ver boven het draaglijke, nergens een vlek schaduw. In dit vagevuur wachten 200.000 vluchtelingen al meer dan dertig jaar op verlossing.
Op het eerste gezicht lijken de verzamelingen huizen, tenten en geitenstallen op echte dorpen, maar alles hier is tijdelijk. Iedereen wil hier maar één ding: vertrekken. Het leven van familie en vrienden in bezet gebied, de Westelijke Sahara in het zuiden van Marokko, dat is voor hen echt. In een leven hier wil niemand investeren. Toen Asria's moeder hier in de buurt van de Algerijnse stad Tindouf strandde in 1976, op de vlucht voor Marokkaanse bommen, was er niets. Met haar sluier moest ze beschutting improviseren voor haar kinderen. Terwijl de mannen vochten aan het front, bouwden de vrouwen in deze onherbergzame vlakte eigenhandig scholen en ziekenhuizen, crèches en opleidingscentra, die ze ook zelf bestierden. Dertig jaar later is er de volgende generatie vrouwen, geboren en getogen in deze kampen. Ze laveren tussen de verworvenheden die hun moeders voor hen afdwongen - en vanwaar vele Arabische vrouwen maar kunnen dromen - en de traditie. (...)

Het is een van de eerste dingen die opvallen: hoeveel jonge vrouwen hier een diploma hebben. Ook Asria studeert. In Algiers, journalistiek. Ze was de jongste drie maanden thuis voor de zomervakantie. “Aanpassen is elke keer moeilijk”. De vrouwen die studeren in 'bevriende landen' als Algerije, Libië, Spanje of Cuba zijn gcwoon te gaan en staan waar ze willen. In kampen juichen niet alle families dat toe. Ongeduldig adjusteert Asria de traditionele sluier die hoofd en lichaam bedekt. In Algiers draagt ze alleen jeans en topjes en eindeloze hakken. Geen hoofddoek. Ze is wat blij dat de Unie van Saharaanse Vrouwen haar als tolk mee op pad stuurt voor een bezoek aan de kampen. “Zo ontsnap ik aan de klussen die mijn moeder verzint. De routine van het leven hier is dodelijk.”
“Onze moeders zijn trots op ons en wat we buiten de kampen doen. Maar het huishouden vinden ze voor een vrouw toch nog altijd het belangrijkste.” De dagen in de kampen beginnen vroeg, met water halen en ontbijt maken. De geiten moeten gevoederd worden, de tent hersteld na windvlagen, het eeuwige woestijnzand buitengeveegd, het middagmaal bereid. Alleen al de bonen moet je anderhalf uur koken.
Sinds het staakt-het-vuren zijn veel mannen teruggekeerd, maar het zijn nog altijd de vrouwen die de boel draaiende houden. De distributie van humanitaire hulp, zoals vandaag in het kamp van Dahjla, is nagenoeg volledig in hun handen. Bij de muur van het gemeentehuis zakt Asria neer naast Wana Dafa Dadah (20), die met tientallen andere vrouwen wacht in de loden hitte. Oxfam deelt wortelen, aardappelen en uien uit, en later ook nog kamelen om te slachten voor het Suikerfeest, het einde van de ramadan. (...)

In veel moslimlanden is een gescheiden vrouw een paria, bij de Sahrawi's krijgt ze een feest. “Ik had lang in het buitenland gestudeerd, dus ik kende de gebruiken niet zo goed. Maar op een dag stond er een troon in de tent. Ter ere van mij, zei mijn moeder."
Drie maanden moet een vrouw wachten na de echtscheiding, dan krijgt ze een feest om haar singlestatus uit te schreeuwen. “Ik zat op die troon, alsof ik een konngin was. Mannen die hun zinnen op me gezet hadden, brachten kamelen of geiten mee als geschenk.” Gescheiden vrouwen zijn geen verstofte untouchables, ze zijn net erg gegeerd, vertellen mannen. Om hun ervaring en hun kennis van de subtiele evenwichten tussen man en vrouw bij de Sahrawi's. Niemand kijkt hier vreemd op van een vrouw die drie of vier keer gescheiden is. (...)

Asria's moeder was zwanger atoen ze moest vluchten in 1976. “Ze liep zo hard ze kon tussen de ontploftende Marokkaanse bommen, met twee kinderen, eentje in de armen en één in haar buik. Tot ze mijn broer niet meer kon dragen. Dus legde ze hem aan de kant en vluchte verder. Mijn oma heeft hem opgeraapt en meegebracht. Mama heeft het zichzelf nooit vergeven.”
Daarom praat ze er ook niet over. Maar verder vertelt de energieke, levenslustige Jinaza honderduit. Bloed, zweet en tranen heeft het haar generatie gekost om een leven op te bouwen voor hun dochters, maar het resultaat mag er zijn. Er zijn vrouwelijke dokters, verpleegkundigen, economen, diplomaten en politieagenten. Het parlement van de Democratische Arabische Republiek Sahara bestaat voor meer dan een derde uit vrouwen en de regering, die haar gebouwen in de kampen heeft, telt drie vrouwen.
Het is tijd voor een overdracht van de macht. Maar de oud-strijdsters laten de teugels moeilijk los. De verhouding tussen de generaties is een beetje zoals die tussen Asria en haar moeder. “Zo bazig, mijn ma. Alles moet precies gebeuren zoals zij het wil, of er komt gedonder van”. De nieuwe ideeën die jonge vrouwen uit de buitenwereld meebrengen, worden maar met mondjesmaat geduld. Maar ze zijn rusteloos en gefrustreerd. Ze willen niet nog eens dertig jaar wegkwijnen in het kamp. Ze zijn ook radicaler, de stemmen om de wapens weer op de nemen klinken steeds luider. Elke dag verliest het Polisario meer zijn greep op de jongeren. (...)

Wie kan, trekt naar het buitenland. De ziekenhuizen hebben al veel dokters en verpleegsters de wijk zien nemen naar Spanje. Die sturen geld op en helpen zo hun familie. Maar hun handen en hersenen worden gemist in de kampen. “Toch wil ik ook gaan,” zegt Asria. “Mijn zus is er om voor mama te zorgen. Ik weet dat ik graag koketteer met kleren en accessoires, maar de meeste daarvan zijn gekregen. Ik wil niet weg omdat ik een luilekkerleventje wil. Ik geloof echt dat ik zo meer kan betekenen voor mijn familie. Maar hoe raak ik hier weg? Ik heb geen paspoort. Mijn vader is gesneuveld in de oorlog. Mijn moeder heeft geen contacten. Mijn broer en zus die in Spanje werken, weten ook geen raad.” (...)

Vluchtelingen aan de Afrikaans-Spaanse grens
Ceuta en Melilla zijn twee Spaanse enclaves aan de kunst van Marokko. Door hun geografische ligging zien veel Afrikanen ze als de toegangspoort tot Europa, het beloofde land. Niet verwonderlijk, gezien het enorme welvaartsverschil tussen Afrika en Europa.
Maar aan de rand van Ceuta en Melilla houden twee hoge muren met prikkeldraad de grenzen van Spanje hermetisch gesloten. Spaanse en Marokkaanse grenswachters houden de wacht. In de herfst van 2005 werden ze geconfronteerd met een enorme toestroom van asielzoekers en andere migranten. De harde middelen werden ingezet om te verhinderen dat zij de grens zouden oversteken, zowel aan Marokkaanse als aan Spaanse zijde. Getuigenissen van betrokkenen stemmen overeen met de ervaringen van veel Afrikaanse Migranten. Zowel Marokko als Spanje blijven in gebreke, maar niet enkel hen treft schuld. Ook de Europese Unie, met inbegrip van België, draagt een grote verantwoordelijkheid. De Unie is te eenzijdig gericht op bestrijding van immigratie en gaat daarbij vaak voorbij aan de realiteit in de landen waar de vluchtelingen vandaan komen en in buurlanden zoals Marokko. Bovendien miskent ze het fundamentele recht van eenieder om asiel te zoeken tegen vervolging.

Ongewenste abortusboot
De Nederlandse Rebecca Gomperts en haar team Women on Waves varen met de abortusboot naar landen waar vrouwen niet zelf mogen beslissen over hun zwangerschap. In Marokko werden ze uitgenodigd door de liberale mensenrechtenorganisatie MALI.
Tijdens eerdere campagnes liep het stelselmatig uit op een treffen op de kade tussen voor- en tegenstanders van abortus. In Spanje trachtte de marine het schip zelfs met bemannning en al de haven uit te slepen. Omdat verwacht wordt dat de Marokkaanse marine de haven zal afsluiten, werd een list bedacht: de abortusboot is drie weken eerder al als toeristenzeiljacht aangemeerd in de haven!
Een belangrijk doel van de abortusbootcampagnes is media-aandacht genereren voor de gevolgen van onveilige abortussen en vrouwen informeren over hoe ze zelf hun zwangerschap veilig kunnen afbreken, bijvoorbeeld met het reumamedicijn Artoec dat zonder voorschrift bij de apotheker kan verkregen worden. Op de abortusboot zelf worden alleen overtijdsbehandelingen verricht.
In Marokko is abortus illegaal, maar toch schat men dat er per dag 700 abortussen worden verricht. Omdat de meeste vrouwen geen arts kunnen betalen, sterven er jaarlijks bijna 100 vrouwen aan de gevolgen van een onveilige abortus, bijvoorbeeld uitgevoerd door kwakzalvers die wanhopige vrouwen 'behandelen' met giftige kruiden, massages of zelfs met stokken. Bovendien stromen de weeshuizen vol, want het is een alleenstaande vrouw in Maroko bij wet verboden een kind te hebben. Een bastaard heeft overigens geen recht op onderwijs of ziekenzorg.
Veel maatschappelijke organisaties in Marokko zijn financieel verstrengeld met de overheid en de koninklijke familie en gaan daarom zelden tegen de regering in. Veel vrouwenorganisaties waren eerst enthousiast over de komst van de abortusboot, maar trokken zich op het laatste moment terug. Waarschijnlijk zijn ze bang voor de politie, sociale isolatie of represailes van andere organisaties.

Nawal Benaissa
Nawal Benaissa komt vreedzaam op voor de rechten van de bewoners van het Rifgebergte. Hiervoor werd ze veroordeeld tot tien maand voorwaardelijke gevangenisstraf.
Voor veel bewoners van de Rif, in het noorden van Marokko, is het leven bikkelhard. Ze voelen zich vergeten door hun eigen overheid. In oktober 2016 sloeg de vlam in de pan. Toen stierf een visverkoper, nadat hij in een vuilniswagen was gesprongen om zijn door de politie in beslag genomen vis te redden. Duizenden Rif-bewoners gingen de straat op om betere leefomstandigheden te eisen.
Nawal, een 37-jarige huisvrouw, sloot zich meteen aan bij de protesten. Ook zij had het zwaar. Na de middelbare school had ze nooit kunnen verderstuderen. In het Rif-gebied was geen universiteit en verder weg studeren was te duur.
Nu is Nawal een van de bekendste gezichten van de Hirak-protestbeweging. Ze is actief op Facebook en heeft 80.000 volgers. Maar met haar protest begonnen ook de dreigementen. In de zomer van 2017 werd ze vier keer opgepakt en telkens urenlang vastgehouden.
In februari 2018 kreeg Nawal een voorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden voor het “aanzetten tot een misdrijf”. Ze gaat in beroep tegen deze uitspraak. Ze weigert te zwijgen omdat ze wil dat haar kinderen in de toekomst alle kansen zouden krijgen.

Woestijn omtoveren tot bron van duurzame energie?
Al jaren wordt erover gepalaberd, over het omtoveren van woestijnen tot zonnecelwalhalla's. Maar alle plannen bleken veel te omslachtig of te duur. En dat terwijl de energie van de zon op woestijnoppervlak groter zou zijn dan de wereldwijde consumptie. Met het 9 miljard dollar kostende project Noor (= Licht) heeft de koning van Marokko een zonne-energiecomplex ter grootte van Parijs laten bouwen (Noor I, II en III). Sinds begin 2019 schitteren er honderdduizenden zonnepanelen in de zuidelijke zandvlaktes van Ouarzazate. Die zouden zo'n miljoen huishoudens van stroom kunnen voorzien en er zou meteen ook per jaar 760.000 ton CO2 minder uitgestoten worden. In 2040 zou de helft van het energieverbruik in Marokko via hernieuwbare bronnen moeten opgewekt worden. En daar er toch geen olie of gas in de grond zit, is inzetten op duurzame energie gewoon noodzakelijk.
Bovendien biedt deze sector werk aan de hoogopgeleide maar vaak werkloze jongeren in het land. En verder zorgt het door de panelen opgepompte water in het Atlasgebergte voor een welgekomen vereenvoudiging van het dagelijks leven.

Protest tegen economisch en ecologisch onrecht, al acht jaar lang
Imider is ternauwernood terug te vinden op landkaarten, maar op dit piepkleine stipje op de aardbol wordt een wereldrecord gevestigd. Hier, in het Zuid-Marokkaanse Atlasgebergte, onder een kleurige berbervlag op de berg Alebban in het Atlasgebergte, is de langste sit-in ter wereld aan de gang. De aandacht van de buitenwereld blijft tegenwoordig met grotere tussenpozen weg. Het is een nauwelijks bekend, klein maar koppig protest van activisten en dorpsbewoners tegen een gigantische mijn die als een uitdijende grijze inktvlek in de verte ligt. David tegen Goliath dus . De mijn van Imider, in handen van de Marokkaanse Managemgroep, is de grootste zilvermijn van Afrika en geldt als de zevende zilverproducent in de wereld.
Al decennia legt de mijn voor het reiningen van zilvererts de gronden van Imider droog en vervuilt ze lucht en bodem. De eerste protesten vonden al in 1986 plaats. Ze waren een reactie op de plannen van het mijnbedrijf om op een cruciale waterbevoorradingsplaats een bron aan te boren. Die bron kwam er niet. De demonstranten van het eerste uur werden echter in de gevangenis gegooid en de mijn boorde tal van andere waterbronnen aan.
In 1996 volgde een nieuw protest, een sit-in van “slechts” 45 dagen, die opnieuw met harde hand werd neergeslagen. De mijn bleef uitbreiden, water aanboren, de bodem vervuilen, de watervoorraden drastisch aantasten, ongekende ziektes veroorzaken.
Geïnspireerd en gesterkt door de Arabische Lente begonnen jongeren uit Imider in 2011 met protestacties. Ze protesteerden niet alleen tegen de funeste ecologische impact van de mijn maar ijverden ook voor werkgelegenheid bij het mijnbedrijf, dat de deur dichthield voor lokale arbeiders en liever mensen van elders aannam -uiteraard omdat zij veel minder problemen hadden met de vervuiling. De kraan van een van de grootste waterputten van Managem werd dichtgedraaid, een kamp opgezet en de bezetting begon. Onder de naam Beweging Route 96, ontleend aan de protestactie van 1996, begonnen jongeren, onder berbervlag, een sociale beweging die opkomt voor het recht op water, land en waardig leven.

Na acht jaar is het kamp op de afgeplatte berg een minidorp geworden, met een tiental kleine stenen hutten. Het dagelijkse kampleven toont zich nu in de kleine dingen: de wapperende was, het halfgevulde theeglaasje, het groenten- en kruidentuintje, de sigarettenrook die de wind achter een hut wegblaast.
Vele kampbewoners hebben intussen ruzie met hun familie, die het gehad heeft met de ellenlange bezettingen die weinig lijken te veranderen. Bovendien hebben velen ook gewoon de landbouw opgegeven en zijn weggetrokken.
Het protest gaat alvast om meer dan de mijn. Het is het verzet geworden tegen het decennialange beleid van marginalisering van de Amazighregio (berberregio), tegen de ongelofelijke hebzucht van de Makhzen (de heersende elite van Marokko). Toen de huidige koning Mohamed VI in 1999 zijn vader opvolgde, herademde Marokko. De nieuwe koning voerde sociale en economische hervormingen in, beloofde de structurele armoede aan te pakken, richtte een verzoeningscommissie op om de misdaden uit de loden jaren van zijn vader aan de kaak te stellen. Al gauw hielden Marokkanen hun adem opnieuw in toen duidelijk werd dat Mohamed VI niet echt moest onderdoen voor zijn vader. Van de sociale hervormigen zag Marokko, ook Imider, weinig terug. Er zijn nog steeds te weinig scholen of betaalbare, laat staan gratis, schoolbussen. Voor een fatsoenlijk ziekenhuis moet je een halve dag rijden naar Marrakesh. De activisten zijn niet tegen de mijn, ze eisen gewoon dat die ecologisch en sociaal ontgonnen wordt, dat iedereen mee kan genieten van het arbeidersaanbod.
Mohamed VI heeft politiek en economisch de touwtjes stevig in handen. Hij is en blijft de belangrijkste en machtigste kapitalistische investeerden van het land. Dat blijkt vooral uit de expansiedrang van ONA (Omnium Nord Africain), dat door de vorige koning Hassan II van het Franse protectoraat was overgenomen. De huidige koning heeft dat consortium verder uitgebouwd tot het belangrijkste industrieel en financieel conglomeraat op de Marokkaanse binnenlandse markt. In 2010 fuseerde ONA met een andere Marokkaanse economische reus, SNI (Société Nationale d'Investissement). En vandaag is het de SNI die de plak zwaait in de mijnbouw.
Ondertussen geeft de Marokkaanse overheid haar ogen de kost, openlijk. Daarvoor gebruikt ze de eigen bevolking als informant. Marokkaanse hotelhouders dienen de staat op de hoogte te houden van het reilen en zeilen van hun hotelgasten. 'Waarom schreef u als bestemming Ouarzazate terwijl u verder reist?' 'Waar gaat u werkelijk naartoe?' 'Wat gaat u bezoeken?' 'Heeft u daar met iemand afgesproken?' De vragen die een buitenlandse journalist en fotograaf krijgen bij het invullen van de documenten, in elk hotel opnnieuw, laten weinig over aan de verbeelding. De staat is op zijn hoede voor potentiële pottenkijkers.

We horen er nauwelijks over, maar in Marokko vinden dagelijks tientallen protesten plaats. Al jaren komen mensen op straat voor een betere herverdeling van de welvaart, voor meer investeringen in onderwijs en gezondheidszorg, meer lokale politieke inspraak, betere infrastructuur, noem maar op. Vaak vinden die plaats in kleinere dorpen en steden en worden ze niet gezien, want doodgezwegen door overheid en media.
De sociaal-economische protesten zijn een gevolg van het vrijemarktbeleid dat Marokko in de jaren tachtig invoerde. Door de wereldwijde oliecrisis, droogtes en mislukte landbouwoogsten, en door het conflict in de Westelijke Sahara, had Marokko zware overheidstekorten. Toen het ging aankloppen voor leningen bij onder meer het Internationaal Muntfonds, kreeg het als voorwaarde zware bezuinigingen opgelegd. De Marokkaanse overheid moest privatiseren en massaal mensen ontslaan uit de publieke sector, dé werkgever voor de middenklasse.

Dat zowel de bezetters van Imider als de Hirakbeweging opereren onder Amazih-vlag werkt als een rode lap op een stier. Beide bewegingen hekelen behalve de gebrekkige grondstofrechten ook de kolonisatiepolitiek van de Marokkaanse overheid. Men heeft de neiging om dat Amazigh-aspect weg te laten uit de verhalen. Je ziet nochtans duidelijk één vlag bij de bewegingen en het is niet de Marokkaanse. Maar het zijn bewegingen die sterk verbonden zijn met de bodem waarop ze wonen. Ze eisen die bodem op, net als het recht op de toegang tot grondstoffen. Hun antikoloniale eisen worden door heel veel mensen genegeerd, terwijl ze juist heel belangrijk zijn.
Het terugeisen van grond klinkt voor een westerling misschien eigenaardig, maar het is gerechtvaardigd, zeggen de actievoerders. Marokko heeft bij de onafhankellijkheid de kolonisering nooit verworpen, klinkt het. De koning heeft destijds de koloniale wetten gewoon overgenomen. Men heeft de grond niet teruggegeven aan de bevolking, de wetten niet afgeschaft.

Zonnepark Noor
Marokko wil tegen eind 2020 42 procent van zijn elektriciteit opwekken uit hernieuwbare energie. Met grootschalige zonneparken is het alvast stevig op weg om die ambitie te halen. In zonnepark Noor bij Ouarzazate reiken de zonnecollectoren en -panelen tot aan de horizon. Het Marokkaanse Agentschap voor Duurzame Energie MASEN claimt met Noor een van de grootste zonne-energieprojecten ter wereld te bouwen.
In 2009 ontvouwde Marokko zijn ambitieuze zonneplan. Marokko zou op tien jaar tijd alles in het werk stellen om een mondiale marktspeler te worden in de productie van hernieuwbare energie. De aanleiding was eerder economisch dan ecologisch: het land wilde zich loswrikken van zijn enorme afhankelijkheid van de import van fossiele brandstoffen, onder meer uit Rusland en Saoedi-Arabië. Met de bouw van vijf zonneparken, grootschalige windparken en thermische installaties beoogt Marokko 2000 megawatt aan zonne-energie te genereren.
Tegen 2030 mikt Rabat zelfs op 52 procent. In 2018 bedroeg het aandeel van hernieuwbare energie in de totale Marokkaanse elektriciteitsproductie al 34 procent. Marokko zit duidelijk op de goede weg om de mondiale klimaatdoeldstellingen te bereiken. Volgens de Climate Action Tracker scoort Marokko zelfs uitzonderlijk goed, ondanks een kolenccentrale die nog in 2018 werd geopend. Marokko voert samen met Gambia de wereldranglijst aan. Het zijn voorlopig de twee enige landen met een beleid dat compatibel is met het streefdoel van Parijs om de opwarming van de aarde tot 1,5 graad te beperken -minder dus dan de vastgelegde bovengrens van 2 graden.

In ieder geval werden de bewoners in de streek nauwelijks of niet geconsulteerd over de plannen voor hun grond. Klimaattransitie is één ding, maar rechtvaardigheid en lokaal eigenaarschap worden hier onder de mat geveegd onder het mom van een belangwekkend progressief verhaal.
Het zonnepark Noor, een oppervlakte van ongeveer 3000 ha, bevindt zich op de vroegere gemeenschapsgrond van een Berbergemeenschap in Ghessate, een ruraal district op tien kilometer van Ouarzazate. Tien jaar geleden, in oktober 2010, bezocht niemand minder dan de Marokkaanse koning Mohammed VI zelf de site. Voor de lokale burgers was het de eerste keer dat ze van Noor hoorden spreken.
Toen de plannen werden voorgesteld, kregen de omwonenden meteen een voldongen feit voorgeschoteld. De verkoop van hun gemeenschappelijke land was eerder dat jaar al goedgekeurd en net voor het bezoek van de koning officieel bekrachtigd. De lokale gemeenschap ontving slechts het luttele bedrag van 30 miljoen Marokkaanse dirham of 2,8 miljoen euro. Verder hebben ze weinig inspraak: het is immers het Directoraat van Rurale Zaken (DAR) dat de budgetten beheert voor ontwikkelingsprojecten in de regio.
Om het zonnepark te installeren moest het gemeenschapseigendom van de lokale Amazigh-gemeenschappen worden onteigend door de staat. Het bevoegde Nationale Bureau van Elektriciteit en Drinkwater hevelde het land over naar de vereniging MASEN, waarin zowel de staat als private buitenlandse partners aandelen hebben. In Marokko kan gemeenschapsgrond in principe enkel worden verhuurd en dus zeker niet verkocht worden aan privépersonen of buitenlandse bedrijven. Door het land via de staat over te hevelen naar MASEN, een gemengde publiek-private onderneming, bleef de verkoop binnen de wettelijk vastgelegde lijnen. Die werd overigens door slechts drie van de vijf lokale vertegenwoordigers van de vijf dorpen ondertekend.
In 2011 werden 2500 hectaren verkocht voor één Marokkaanse dirham per vierkante meter. Een paar jaar later werd de prijs voor een volgende verkoop van nog eens 500 hectaren opgetrokken naar 3 dirham. Meer was het “nutteloze land” echt niet waard, oordeelde het bevoegde Directoraat voor Rurale Zaken.
Steevast wordt in discussies over de impact op lokale gemeenschappen ook het “grotere belang“ naar voor geschoven. Het argument is dat grootschalige hernieuwbare energieprojecten in de Marokkaanse steppen voor iedereen positief uitvallen. Maar hoort het verplaatsen van een heel dorp daar ook bij?
Het volledige kostenplaatje voor de vijf zonneparken werd gebudgetteerd op 8,8 miljard Amerikaanse dollar. Daarvoor kreeg MASEN steun van onder meer de Wereldbank, de Afrikaanse Ontwikkelingsbank, de Europese Investeringsbank en buitenlandse staten en bedrijven.
Vooral Duitsland is van bij het begin nauw betrokken bij de grootschalige energieprojecten in Marokko. Oorspronkelijk zagen Duitse bedrijven een miljardenbusiness in zonne-energieprojecten in de Sahara. Begin 2009 richtten Duitse ondernemingen, als Siemens, Eon en de Deutsche Bank, de Desertec-stichting op. Ze schreven zich gezamenlijk in voor het Desertec Industrieel Initiatief (DII). Het idee was om elektriciteit van de woestijn, ook buiten Marokko, naar het Europese netwerk te brengen via een bestaande hoogspanningskabel tussen Noord-Afrika en Spanje.
Maar langzamerhand groeiden disputen over wie eerst elektriciteit moest krijgen: de burgers van de producerende Noord-Afrikaanse landen of de Europeanen? De Desertec-partners gingen inzien dat de belangen van de lokale bevolking primeerden. Resultaat: de stichting Desertec trok zich terug uit het industrieel initiatief en is nu nog slechts als adviseur betrokken bij de ontwikkeling van de zonneparken. De grote vraag die nu voorligt, is of de plaatselijke bevolking ook zal meegenieten van een betere en meer betaalbare toegang tot elektriciteit.
De lokale gemeenschappen in Ouarzazate stellen zich niet de vraag of hernieuwbare energie goed of slecht is. Ze zijn evenmin tegen grootschalige investeringen. Maar ze willen wel volwaardig deelnemen en zeggenschap krijgen in de strijd tegen de opwarming van de aarde.

Vals beschuldigd van het witwassen van geld!
Op 29 december 2020 werd de Marokkaanse academicus en mensenrechtenverdediger Maati Monjib gearresteerd tijdens een lunch in een restaurant in Rabat. Sindsdien wordt hij in willekeurige detentie vastgehouden.
Maati Monjib komt op voor de vrijheid van meningsuiting in zijn land. De autoriteiten beschuldigen hem van het witwassen van geld. Maar dat is een leugen.
Het is niet de eerste keer dat Maati Monjib botst met de Marokkaanse autoriteiten. Hij wordt al jarenlang door hen lastiggevallen. Sinds 2015 loopt er al een andere rechtszaak tegen hem. Hij riskeert daarin 5 jaar gevangenisstraf.
Maati Monjib is volkomen onschuldig. Het enige wat hij doet, is gebruik maken van zijn recht op vrije meningsuiting.