vlag Soedan (N O O R D -) S O E D A N Wikipedia Landenweb
Opp.: 1.886.068 km² (62 x België)    Inw.: 41,1 miljoen (2006)   (22 inw./km²)    Regeringsvorm: republiek    Hoofdstad: Khartoum   Religie: islam

locatie Soedan

Voor de splitsing was Soedan het grootste land van Afrika.
Het huidige Soedan, Noord-Soedan, grenst aan Egypte en Libië in het noorden, Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek in het westen, Zuid-Soedan in het zuiden, Ethiopië en Eritrea in het oosten en de Rode Zee in het noordoosten.
Soedan wordt van zuid naar noord doorsneden door de Nijl. In de hoofdstad Khartoem vloeien de Witte Nijl en de Blauwe Nijl samen in de eigenlijke Nijl, die daarvandaan verder stroomt naar de Middellandse Zee.
In het noorden en midden van Soedan bevinden zich allerlei vrij droge gebieden: de oostelijke uitlopers van de Sahara (woestijn) en van de Sahel (woestijnsteppe) en verder een grassteppe, de Soedan. Langs de rivieren bevinden zich de vruchtbaarste gebieden van het land en hier wonen dan ook de meeste mensen. Het zuiden van Soedan is grotendeels een vochtige savanne, met in het midden het uitgestrekte Soeddmoeras. Onder dit moeras bevinden zich de grootste olievoorraden van Soedan.

Politiek
Sinds de onafhankelijkheid hebben de Arabieren hier de macht naar zich toegetrokken. De islam is bijgevolg de overheersende religie: Soedan wordt gerekend tot de islamitische wereld.
Voor de geschiedenis van Soedan moeten we beginnen bij het vroegere, grote Soedan.

In 1952 verleenden de Engelsen en de Egyptenaren Soedan een zekere mate van autonomie en stelden de Soedanese onafhankelijkheid in het vooruitzicht. Premier werd Sayyid Abdel Rahman al-Mahdi van de islamitisch-democratische UMMA-Partij. President Mohammed Naguib van Egypte, die zelf half-Soedanees was, hoopte dat de Soedanezen na de onafhankelijkheid zouden kiezen voor een unie met Egypte. Het liep echter anders. Op 1 januari 1956 werd de onafhankelijkheid van de Republiek Soedan uitgeroepen.
De regering bleek echter niet degelijk genoeg om het land te besturen. Het christelijke en animistische (natuurgodsdienstige) Zuiden was reeds in 1954 in opstand gekomen tegen de Arabische regering in Khartoem. Deze toestand leidde tot de staatsgreep van 1958 door generaal Ibrahim Abboud, die president werd en (overigens zonder succes) de zuidelijke opstand trachtte te breken.
En weer bleek het parlementaire stelsel niet bij machte de orde en de rust te herstellen. Ontevredenheid over het functioneren van de democratie zou nog herhaaldelijk leiden tot staatsgrepen.
In 1969 werd Soedan de Democratische Republiek Soedan. De nieuwe regering knoopte goede betrekkingen aan met de Oostblok-landen en de Sovjet-Unie, maar ook met de Arabische Staten. Maar weer een "coup" later werd er dan weer toenadering gezocht tot het Westen en in het bijzonder tot de Verenigde Staten. Soedan werd in de jaren zeventig en tachtig economisch en militair zelfs afhankelijk van Amerika.
Vanaf het einde van de jaren zeventig kreeg het regime een sterk islamitisch karakter. In 1983 werd de Sjaria, de islamitische wet, ingevoerd. Dit stuitte op weerstand van de bevolking in het zuiden, maar ook op de reformistisch-islamitische Republikeinse Broederschap (RBH). President Numeiri liet zich steeds meer adviseren door geestelijke leiders en traditionele sjeiks. Tegenstanders die kritiek uitten op de Sjaria-interpretatie, werden opgesloten.
In het begin van de jaren-90 werd generaal Omar Hasan Ahmed al-Bashir president van de republiek en opperbevelhebber van het leger. Politieke partijen werden niet verboden, maar het werd hun niet toegestaan om mee te doen aan verkiezingen.

De burgeroorlog in Zuid-Soedan was ondertussen eigenlijk gewoon doorgegaan. Steeds weer moest de autoritaire Islamitische regering opboksen tegen allerhande rebellenlegers. Continu werden op grote schaal mensenrechten geschonden. De strijd om de recent ontdekte olievelden in het zuiden had dit alleen maar verergerd.
Sinds juli 2002 is er onder internationale druk geprobeerd een vredesregeling te treffen. Op 9 januari 2005 werd uiteindelijk een vredesovereenkomst getekend om een einde te maken aan de 21 jaar oude burgeroorlog. De prijs die de burgers betaald hadden, was immens zwaar: naar schatting 1,9 miljoen doden in een conflict over macht, olie, etnische verschillen en religie.
Binnen drie jaar dienden er verkiezingen gehouden te worden en na 6 jaar zou er een referendum plaatshebben waarbij de bevolking van Zuid-Soedan zich mocht uitspreken of hun regio al dan niet als een onafhankelijke staat wou voortbestaan.
Het bedongen akkoord was historisch, maar de noodzakelijke compromissen betekenden ook dat het een broze vrede was. Zo dreigde een nieuw conflict rond drie centrale provincies als het zuiden voor onafhankelijkheid zou kiezen.
De humanitaire situatie in het land is slecht. De hongersnood in 1998 veroorzaakt door de regering en verergerd door de rebellen trof 2,6 miljoen mensen.
Beide partijen in het conflict maakten zich schuldig aan oorlogsmisdaden. Zo heeft de Soedanese regering lukraak bommen gegooid op zuidelijke woonsteden en paste ze de tactiek van de verschroeide aarde toe. Verder werd mishandeling, verdwijning en standrechtelijke executie uitgevoerd om opstand tegen de regering te onderdrukken. Ook de hulp van de VN en andere hulporganisaties werd niet toegestaan.
De rebellen maakten zich schuldig aan ontvoering van vrouwen en kinderen van hun tegenstanders. Ze lieten ze door uithongering omkomen en zetten jonge kinderen op grote schaal in als kindsoldaten.
Naar schatting 1 op 5 Soedanezen is overleden als gevolg van de burgeroorlog en de hongersnood.

Soedan

En dan is er nog Darfoer in het oosten. Sinds 2003 is het geweld daar enorm geëscaleerd. Een weinig intense stammenstrijd over grond en water die al tientallen jaren duurde, groeide toen uit tot een grootschalig conflict. Etnisch Afrikaanse stammen namen de wapens op tegen de door Arabieren gedomineerde centrale overheid, die zij ervan beschuldigden alleen de belangen van Arabieren te behartigen. De regering reageerde via gewelddadige Arabische milities. De gevolgen waren rampzalig. Mensen vielen ten prooi aan honger en ziekte. Mensenrechten werden systematisch geschonden. Dorpen werden afgebrand, burgers gedood en er sloegen maar liefst twee miljoen mensen gedwongen op de vlucht. Zij blijven rondzwerven of komen in vluchtelingenkampen in buurland Tsjaad terecht. Een burgeroorlog dus met ware etnische zuiveringen.

Vrouwen in dit alles zijn extra kwetsbaar. Doordat de sociale netwerken door het geweld uiteenvallen, zijn de vrouwen verplicht om andere rollen op zich te nemen. Ze worden hoofd van het huishouden, moeten buitenshuis werken en dragen een nog grotere verantwoordelijkheid voor hun kinderen. Doordat hun mannen naar het strijdveld zijn getrokken, vallen ook de traditionele beschermingsmechanismen weg. Hierdoor lopen vrouwen nog meer risico op gevaar en onveiligheid. Ze worden voornamelijk slachtoffer van verschillende vormen van seksueel geweld. Verkrachting wordt in de regio immers systematisch als oorlogswapen gehanteerd.
Deze misdrijven tegen vrouwen worden echter, niettegenstaande het feit dat het zware mensenrechtenschendingen zijn, door de Soedanese regering aan de kant geschoven. De daders worden noch vervolgd, noch gestraft, zo blijkt uit het onderzoek van het Internationaal Gerechtshof. Bovendien blijft de situatie in Darfoer, ondanks het recente vredesakkoord van 5 mei 2006, heel onstabiel. Het geweld blijft immers aanhouden. Een leven in een samenleving zonder gevaar en geweld lijkt voor deze Soedanese vrouwen enkel verre toekomstmuziek.

Op 14 juli 2008 maakte hoofdaanklager Luis Moreno van het Internationaal Strafhof in Den Haag bekend een arrestatiebevel te willen laten uitvaardigen tegen al-Bashir, die persoonlijk verantwoordelijk wordt geacht voor genocide in Darfur.
Op 4 maart 2009 verkondigde het Strafhof al-Bashir te zullen vervolgen voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Het was voor het eerst dat een zittend president werd vervolgd. Soedan liet weten de president niet uit te leveren. Al-Bashir noemde de aanklacht "een westerse samenzwering".
Nog dezelfde dag kondigde de regering aan zes internationale hulporganisaties, waaronder Artsen zonder Grenzen, het land uit te zetten.

De Soedanese Nationale Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (SNIV of nog NISS, National Information and Security Service) tracht tegenstanders en critici van Al Bashir de mond te snoeren met willekeurige arrestaties, foltering en mentale en fysieke intimidatie. Dat stelt Amnesty International in een nieuw rapport, getiteld "Agents of Fear. The National Security Service in Sudan". Volgens AI werden in de eerste helft van 2010 ten minste 34 personen gearresteerd door de NISS, onder wie journalisten, mensenrechtenactivisten en studenten.
Zijn er politieke spanningen in het land, dan neemt ook het aantal arrestaties drastisch toe. Dat was onder meer zo in mei 2008 toen de rebellenbeweging Justice and Equality Movement (JEM) uit Darfour de hoofdstad Khartoem aanviel, een tweede keer in juli 2008 toen het Internationaal Strafhof (ICC) in Den Haag een arrestatiebevel tegen president Omar Al Bashir uitvaardigde en verder nog na de verkiezingen van april 2010.
In het licht van het referendum in de loop van 2011 over de status van Zuid-Soedan, dat volgens het vredesakkoord tussen de regering en de zuidelijke rebellen van SPLM zou worden gehouden, vreesden vele mensenrechtenactivisten dat het opnieuw tot een opstoot zou komen van mensenrechtenschendingen. De kans was namelijk vrij groot dat een meerderheid van de bevolking in het zuiden voor autonomie zou kiezen. De belangrijkste oliebronnen van Soedan liggen in het zuiden en de regering wil die inkomsten niet graag verliezen.
Het rapport baseert zich op verklaringen van getuigen en overlevenden van de mensenrechtenschendingen en op de gepubliceerde of aan het hoofdkantoor van Amnesty in Londen bezorgde informatie van particulieren en NGO's. De informatie, met inbegrip van de getuigenissen, werd verzameld tijdens een onderzoeksmissie in Oeganda (2010) en in Tsjaad (2009). Sinds 2006 heeft Amnesty International geen toestemming meer gekregen van de Soedanese autoriteiten om Soedan te bezoeken in het kader van een onderzoeksmissie.
Het rapport documenteert de verschillende foltermethoden die worden gebruikt door de NISS: gevangenen slaan en schoppen terwijl ze ondersteboven hangen, hen elektrische schokken toedienen, slaap onthouden, slaan met een zweep of met loden buizen, enz.
Op 20 maart 2009 werd Ahmed Ali Mohamed Osman, een arts die ook bekend is als Ahmed Sardop, gearresteerd door NISS-agenten in de hoofdstad Khartoem. Hij had zich op het internet kritisch uitgelaten over het besluit van de regering om internationale humanitaire organisaties uit Soedan te zetten. Ook over de verkrachtingen in de door burgeroorlog verscheurde regio Darfour had hij kritische opmerkingen gemaakt.
"Ik hing over een stoel en de NISS-agenten hielden me bij de armen en voeten vast. Ze sloegen me op de rug, benen en armen met iets wat leek op een elektrische kabel," vertelde hij aan onderzoekers van Amnesty International. Ahmed Sardop diende een klacht in bij de politie en werd onderzocht door een arts die de beschuldigingen van foltering bevestigde. Een paar dagen later kreeg hij doodsbedreigingen via de telefoon en sindsdien leeft hij in ballingschap.
Sinds de presidents- en parlementsverkiezingen van april 2010 heeft de NISS de onderdrukking van de vrijheid van meningsuiting opnieuw opgevoerd. Zo is de censuur verscherpt bij de pers, vooral door journalisten onder druk te zetten om over bepaalde gevoelige materies niet te berichten. NISS-agenten bezoeken de kantoren van kranten en drukkerijen elke dag om ze te controleren op eventuele regeringsonvriendelijke bijdragen. Kranten van de oppositie werden al verboden of stopten zelf met uitgeven uit protest tegen de censuur. Sommige journalisten zijn volledig willekeurig gearresteerd en opgesloten in de gevangenis.
Op 15 mei 2010 werd Abuzar Al Amin, de hoofdredacteur van Rai Al Shaab, een krant uitgegeven door de Popular Congress Party, bij hem thuis gearresteerd. Hij werd meegenomen naar een gevangenis onder de controle van de NISS. Daar werd hij ondervraagd over zijn journalistieke werk. Hij werd geslagen en geschopt en kreeg bovendien elektrische schokken toegediend over zijn hele lichaam.
NISS-agenten blijven profiteren van de uitgebreide bevoegdheden die ze hebben op het vlak van arrestatie en detentie. Dankzij de National Security Act, die in 2010 werd goedgekeurd, hebben ze ook immuniteit voor alle overtredingen die ze tijdens hun dienst begaan.

Sinds de presidents- en parlementsverkiezingen van april 2010 is de onderdrukking van de vrijheid van meningsuiting in Soedan aanzienlijk opgevoerd.
Recent werden een aantal kranten verboden. Verschillende journalisten werden lastiggevallen en verhinderd hun werk te doen. Een aantal mensen, waaronder ook journalisten, zijn gearresteerd en sommigen werden gefolterd. Dit enkel en alleen omdat ze hun werk deden en vreedzaam hun mening uitten.
Sinds 18 mei werd opnieuw de pre-print-censuur ingesteld. Dit wil o.a. zeggen dat veiligheidsagenten elke dag de kantoren van kranten en drukkerijen bezoeken om ze te controleren. Ontdekken ze artikels over onderwerpen die gevoelig of bedreigend voor de overheid zijn, dan worden die verwijderd. Journalisten in Soedan hebben het ook over zogenaamde "afstandsbediening"-censuur. Agenten contacteren de kranten en vertellen hen wat de verboden onderwerpen zijn. De krant wordt dan verwacht zichzelf te censureren.
Al Midan, een krant verbonden met de Soedanese Communistische Partij, verschijnt normaal drie keer per week. Op 6 juni verbood de veiligheidsdienst de drukkerij de krant van die dag af te drukken. Sindsdien is Al Midan niet meer verschenen.
Op 15 mei werd Hassan Al Turabi, de leider van de Populaire Congres Partij, gearresteerd en de krant Rai Al Shaab, verbonden met de partij, werd verboden. Zes medewerkers van de krant werden ook aangehouden. De adjunct-hoofdredacteur Abuzar Al Amin en het hoofd van de politieke nieuwsafdeling Al Abu Tahir Jawhara werden naar verluidt gefolterd in hechtenis. Vier medewerkers, Abuzar Al Amin, Ashraf Abdelaziz, Mahjoub Ramadan en Abu Tahir Al Jawhara, werden beschuldigd van o.a. het ondermijnen van het grondwettelijk systeem, terrorisme en spionage tegen de staat. Als ze schuldig bevonden worden, kunnen de journalisten de doodstraf krijgen.
De hernieuwde onderdrukking van kranten, politieke tegenstanders en journalisten is een schending van het recht op vrijheid van meningsuiting in Soedan. Amnesty International eist dat de Soedanese regering de censuur stopt en alle journalisten onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrijlaat. Er moet tevens een onafhankelijk en onpartijdig onderzoek komen naar alle beschuldigingen van foltering en de verantwoordelijken moeten berecht worden.

Een week lang konden Zuid-Soedanezen in een referendum kiezen of ze onafhankelijk wilden worden. De uitslag zou zeker geldig zijn, omdat veel meer dan de benodigde 60% van de stemgerechtigden had gestemd. De hoofdzakelijk christelijke en animistische bevolking in het zuiden sprak zich massaal uit voor afscheiding van het overwegend islamitische noorden: de officiële uitslag (07-02-2011) vermeldde zelfs 98,83 %. President Omar al-Bashir ondertekende onmiddellijk een document waarmee hij de onafhankelijkheid van het zuiden van zijn land aanvaardde.
Soedan werd op 9 juli officieel gesplitst in 2 landen: Noord-Soedan en Zuid-Soedan. Wel moest er nog worden onderhandeld over de boedelscheiding en over de precieze landsgrenzen -bijvoorbeeld de streek van Abyei.
In andere landen in Afrika bestaat er onrust over deze gang van zake omdat tot dusver Afrikaanse leiders kost wat kost hebben vastgehouden aan de oude koloniale grenzen. Nu vrezen sommigen dat er meer gebieden hun onafhankelijkheid zullen opeisen.


Uit het jaarrapport 2010 van Amnesty International (2009, het vroegere Soedan)
Doodstraf: wordt gehandhaafd.
Levensverwachting: 57,9 jaar.
Sterftecijfer onder 5 jaar (m/v): 117/104 per 1000.
Alfabetisme onder volwassenen: 60,9 %.

De regering en gewapende groeperingen maakten zich nog steeds schuldig aan wijdverbreide mensenrechtenschendingen.
Het conflict in Darfoer was minder gespannen dan in voorgaande jaren, maar het duurde nog steeds voort; alle partijen in het conflict maakten zich schuldig aan schendingen van het internationaal humanitair recht, zoals aanvallen op burgers en humanitaire konvooien. Honderden burgers werden gedood. Geweld tegen vrouwen, inclusief verkrachting, kwam nog steeds heel veel voor, vooral tijdens aanvallen op dorpen en bij kampen voor intern ontheemden.
In het zuiden van Soedan escaleerden de gewapende botsingen en de etnische conflicten, met als gevolg meer dan 2.500 doden en meer dan 350.000 ontheemden. In maart vaardigde het Internationaal Strafhof een arrestatiebevel uit tegen president Omar al-Bashir wegens oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Als gevolg hiervan intensiveerde de regering de onderdrukking van mensenrechtenverdedigers, politieke tegenstanders en gewone burgers en werden internationale en nationale humanitaire organisaties uitgewezen en verboden.
Meer dan zestig mensen werden ter dood veroordeeld, van wie 54 door speciale antiterrorismerechtbanken, en ten minste negen mensen werden geëxecuteerd. Er waren veel meldingen van marteling en andere vormen van mishandeling. Er werden nog steeds wrede, onmenselijke en vernederende straffen opgelegd: ten minste twaalf vrouwen kregen zweepslagen nadat de politie hen had gearresteerd, voornamelijk wegens het dragen van een broek.


Mei 2014
Het Soedanese gerecht veroordeelt een zwangere vrouw ter dood nadat ze trouwde met een christelijke man. "We gaven je drie dagen om je woorden terug te nemen, maar je blijft erbij dat je niet zult terugkeren naar de Islam. Daarom veroordeel ik je tot dood door ophanging." Aldus de rechter die de uitspraak deed. Naast de doodstraf krijgt de vrouw ook nog eens 100 zweepslagen omdat ze seks had buiten het huwelijk, aangezien de plaatselijke autoriteiten haar huwelijk met haar christelijke echtgenoot niet erkennen.
De vrouw, Meriam Yehya Ibrahim Ishag, verklaarde dat ze christelijk werd opgevoed door haar moeder en zelfs nooit moslima is geweest -haar vader is wél moslim, maar hij was zo goed als afwezig in haar jeugd.
Doodstraffen worden zelden uitgevoerd in Soedan. Bovendien zou Meriam in beroep gaan bij een hogere instantie. De ambassades van de Verenigde Staten, Canada, het Verenigd Koninkrijk en Nederland lieten direct weten dat ze druk zouden uitoefenen op Soedan opdat de plaatselijke autoriteiten het recht op religieuze vrijheid zouden respecteren.
Momenteel zit Meriam in de cel samen met haar ruim anderhalf jaar oude zoontje en haar pasgeboren kind. Amnesty maakt zich ernstige zorgen over de gevangenisomstandigheden waarin Meriam sinds haar veroordeling wordt vastgehouden. Zo zou ze dag en nacht met haar voeten vastgeketend zijn. Meriam vertelde haar advocaten dat de ketens erg zwaar zijn en elke beweging pijnlijk is.
Als de beroepszaak niet leidt tot haar vrijlating, zullen de advocaten de zaak voor het Soedanese Hooggerechtshof of het Constitutioneel Hof van Soedan brengen.

Mudawi Ibrahim Adam
Dokter Mudawi Ibrahim Adam is een prominente mensenrechtenverdediger in Soedan. Hij richtte de Sudan Social Development Organization op die zich inzet voor mensenrechten en humanitaire projecten in zijn land. De organisatie werd verboden in 2009.
Mudawi werd in het verleden al meermaals gearresteerd voor zijn mensenrechtenwerk. Op 7 december 2016 werd hij zonder reden opnieuw aangehouden. Volgens een medegevangene werd Mudawi in mekaar geslagen terwijl hij aan een paal was vastgemaakt.
Tot op vandaag is er nog geen aanklacht tegen Mudawi ingediend, noch is hij voor de rechter gebracht. Eind februari kon hij zijn advocaat voor het eerst spreken. Mudawi’s gezondheid is ook slecht: hij lijdt aan hart- en longproblemen en krijgt amper de dokter te zien.

Soedan nu
Soedan gaat door een transitieperiode, na de grote volksopstand van 2019. Maar de revolutie is nog lang niet voltooid, en de situatie blijft fragiel. De nieuwe Soedanese burgerpresident Abdalla Hamdok overleefde begin 2020 nog een bomaanslag.
De revolutie stootte president Omar al-Bashir na dertig jaar van de troon. De nieuwe machthebber moet het land nu uit het slop halen, voorlopig met de hulp van het leger.
Die opdracht is niet evident, dat weten de Soedanezen. Ze blijven daarom op straat komen. Ze zijn trots op wat ze bereikt hebben, maar beseffen heel goed dat hun revolutie nog lang niet voltooid is. Zo zijn bijvoorbeeld alle gouverneurs nog altijd militairen. Maar als er iets is wat men wil vermijden, is het dat Soedan opnieuw een militaire dictatuur wordt.
De Soedanese vakbondskoepel SPA (Sudanese Professionals Associations), die verschillende beroepsgroepen verenigt, zoals dokters, advocaten, onderwijzers en journalisten, speelde een belangrijke rol bij het kaderen van de revolutie. Daarin kregen ze trouwens de steun, sinds 1 januari 2019, van de Krachten van Vrijheid en Verandering, de coalitie van oppositiegroepen.

Het lijkt wel alsof de Soedanezen zijn ontwaakt uit een nachtmerrie die dertig jaar heeft geduurd en waar religie een instrument was om te verbieden, uit te sluiten, te onderdrukken, mensen uit elkaar te drijven en corruptie te institutionaliseren. Khartoem in 2020 doet heel erg denken aan Caïro in 2011. De trots, de hoop, de droom, de inzet, de bruisende activiteit, zowel artistiek als intellectueel, die zich manifesteerden in het zog van de val van de Egyptische president Moebarak, zijn ook hier aanwezig.
Een sit-in in april 2019 was het hoogtepunt van het Soedanese protest, eerst tegen al-Bashir en later tegen de militaire inmenging. Hij duurde uiteindelijk 58 dagen. Het resultaat was meer dan 120 doden en een onbekend aantal gewonden. Lichamen werden in de Nijl gegooid. De plaats van de sit-in is nu als het ware een open galerij. Geen plek op de muren zonder tekening, slogan of uitspraak. Een artistieke getuigenis van de revolutie in al haar gelaagdheid.
Voor de meeste Soedanezen heeft de staat op alle niveaus gefaald en heeft het regime van al-Bashir verdeeldheid gezaaid tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Volgens hen heeft hij de burgeroorlogen in de hand gewerkt, wat ertoe leidde dat Zuid-Soedan zich afscheurde in 2011, waardoor 75 procent van de olie-inkomsten verloren ging.
De Verenigde Staten hadden economische sancties opgelegd tegen het regime van al-Bashir, en die werden in 2017 gedeeltelijk opgeheven. Maar dat kon niet beletten dat de economie kelderde.

Het begon allemaal toen de subsidies op basismiddelen opgeheven werden en de prijzen de pan waren uitgerezen. Brood werd van de ene dag op de andere driemaal duurder. Dat joeg leerlingen van de middelbare scholen op 19 december 2018 de straat op. Eerst in de stad Ad-Damazin in het zuidoosten van het land. Daarna sloten universiteitsstudenten zich aan. Het protest was intens, en dat zette de vakbondskoepel SPA ertoe aan om de eisen op te trekken van loonsverhoging naar de val van het regime. Vanaf het moment dat ze naar buiten trad als onafhankelijke organisatie, in 2017, kreeg de SPA het vertrouwen van de bevolking.

Soedan heeft nu een Soevereine Raad, waarin evenveel militairen als burgers zetelen. Die Soevereine Raad wordt in de eerste fase van de overgangsperiode door een militair geleid, generaal Abdel Fatah al-Burhan. In de tweede fase wordt hij vervangen door een burger.
Daarnaast werd een Ministeriële Raad gecreëerd, een overgangsregering met aan het hoofd Abdallah Hamdok, een burger die een internationale carrière achter de rug heeft.
Nu nog schuiven mensen aan voor de bakkerijen. Er is een tekort aan brood en aan benzine. Al die elementen verklaren waarom de SPA en andere oppositieblokken die de Verklaring van Vrijheid en Verandering ondertekend hebben, doorzetten met het protest, ook na de afzetting van de president. En waarom ze geen heil zien in het organiseren van verkiezingen op korte termijn. Hun basiseis: een rechtsstaat!
Maar ondanks de compromissen blijft het duwen en trekken tussen de militaire en de burgerlijke leiding. De ontmoeting begin februari in Oeganda van generaal al-Burhan met de Israëlische eerste minister Benjamin Netanyahu zorgde voor veel spanningen. De regering werd niet op de hoogte gebracht van de ontmoeting, laat staan geconsulteerd.