vlag Syrië S Y R I E Wikipedia Landenweb
Opp.: 185.180 km² (6 x België)    Inw.: 20,2 miljoen (2010)   (110 inw./km²)    Regeringsvorm: republiek    Hfdstd: Damascus    Religie: islam, christendom

locatie Syrië Syrië

Syrië is een land in het Midden-Oosten. Het grenst in het westen aan de Middellandse Zee, in het noorden aan Turkije, in het oosten en zuidoosten aan Irak, in het zuiden aan Jordanië en in het zuidwesten aan Libanon en Israël. Een deel van Syrië, de Golanhoogvlakte, is door Israël bezet.
De Eufraat doorsnijdt het land van noordwest naar zuidoost.
Syrië bestaat voor het grootste deel uit woestijn, omsloten door een deel van de zogenaamde 'vruchtbare halve maan', die loopt van de Perzische Golf in Irak naar het noorden en wel langs de Eufraat en de Tigris.
De hoogste berg in het Anti-Libanon-gebergte is de Hermon (2814 meter). Zijn besneeuwde top is vanuit Damascus al zichtbaar. Een aantal groene oases onderbreekt de kale, geelgrijze vlakten van de Syrische steppewoestijn.
Syrië heeft een subtropisch klimaat langs de kust en een (woestijn)landklimaat in het centrale en oostelijke deel met hete zomers en relatief koude winters. Qua temperatuur betekent dit dat de winters koud en regenachtig kunnen zijn en de zomers bloedheet. In april, mei en juni en in september, oktober en november is de temperatuur met een gemiddelde temperatuur van twintig graden het aangenaamst.

Politiek
De president van Syrië is Bashar al-Assad, die zijn vader Hafez al-Assad na diens dood in 2000 opvolgde. De Assads regeerden en regeren als dictators.

In 1946 werd Syrië onafhankelijk van Frankrijk. De nieuwbakken republiek zocht, gesteund door de Sovjet-Unie, toenadering tot andere Arabische landen. Van 1958 tot 1961 vormde Syrië een staatkundige eenheid met Egypte als de Verenigde Arabische Republiek (VAR). In 1961 maakte een militaire coup hieraan een einde.
In 1963 kwam de Ba'ath-partij, via een nieuwe staatsgreep, aan de macht in Syrië en in 1967 verloor Syrië de Golanhoogten aan Israël. Aan de politieke instabiliteit kwam een einde toen in 1970 Hafez al-Assad de militaire dictatuur uitriep waarbij hij zichzelf levenslang tot staatshoofd verklaarde.
Deelname aan de Jom Kipoeroorlog in 1973 en inmenging in de Libanese burgeroorlog (1975-1990) leverden weinig tastbaar resultaat op, maar Syrië bleef wel een machtsfactor in de regio. Het terugkrijgen van de Golanhoogten van Israël, op welke manier dan ook, blijft een hoofddoelstelling van de buitenlandse politiek, naast een oplossing van het Arabisch-Israëlisch conflict en het vergroten van de invloed in Libanon.

Oorspronkelijk was de oudere broer van Bashar bestemd om vader Hafez op te volgen maar hij overleed nog voor zijn vader bij een auto-ongeluk, onderweg naar het vliegveld. Bashar al-Assad zou in grote lijnen het beleid van zijn vader voortzetten.
In 2011 braken grote protesten in Syrië uit, in navolging van protesten in andere Arabische landen. De protesten waren gericht tegen het repressieve regime en werden met harde hand neergeslagen. Honderden betogers, volgens de regering gewapende rebellen en sluipschutters die zich tussen demonstranten hadden verscholen en op ambtenaren en politiemannen hadden geschoten, werden gedood. De geweldplegingen leverden hen veel kritiek op van het Westen en de Arabische Liga -een organisatie van 22 Arabische landen die in 1945 werd opgericht om de samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen en de gemeenschappelijke belangen te behartigen. Nochtans onderhoudt Syrië nauwe banden met de landen van de Liga, alsook met Iran en met Rusland.
In november dreigde de Arabische Liga met sancties vanwege het hardhandig neerslaan van de protesten. De Turkse regering en de Jordaanse koning maakten kenbaar dat zij Assad wilden zien vertrekken. Vele landen, waaronder de Europese Unie, hebben redelijk goede relaties met het regime, hoewel ze (soms) vraagtekens plaatsen bij de mensenrechtensituatie. Syrië heeft geen diplomatieke relaties met Israël, maar af en toe vinden via een bemiddelaar toch gesprekken plaats. Ook onderhoudt het regime nauwe banden met de Libanese Hezbollah en de Palestijnse Hamas.
In Syrië worden regelmatig mensenrechten geschonden. Aangezien de noodtoestand al vele decennia van kracht is, kunnen politie en geheime diensten zomaar mensen oppakken en zonder vorm van proces opsluiten. Amnesty International heeft gerapporteerd dat er in Syrische gevangenissen veelvuldig gemarteld wordt.

De opstandelingen vormden in de herfst van 2011 het Vrije Syrische Leger om de opstand gewapend te ondersteunen. Dit leger voerde in 2011 en 2012 aanvallen uit tegen gasleidingen en legerposten.
Op 17 november werd Syrië geschorst als lid van de Arabische Liga: Saoedi-Arabië en Qatar hadden daartoe het voorstel gedaan. Op 27 november legde de Arabische Liga sancties op aan Syrië, omdat de regering weigerde het geweld tegen haar eigen burgers te staken. De sancties betroffen o.m. een reisverbod voor hoge functionarissen en het bevriezen van transacties met de Centrale Bank van Syrië. Handel met de Syrische regering werd gestaakt met uitzondering van goederen voor burgers en tegoeden van de Syrische regering werden bevroren. Resoluties van de Verenigde Naties die het geweld veroordeelden, haalden het niet omdat Rusland en China van mening waren (en zijn) dat een niet-militaire oplossing dient gevonden te worden door middel van politieke dialoog tussen regering en oppositie. Turkije, Saoedi-Arabië, Qatar en de NAVO gingen de rebellen echter steunen met wapens en financiering.

Donatella Rovera, Amnesty’s onderzoeker voor het Midden-Oosten, bezocht Syrië meermaals en stelde vast dat regeringstroepen willekeurig burgerdoelwitten beschoten en kinderen doodden wanneer zij voor eten bedelden of sliepen. Hele families werden hierdoor uitgemoord of verscheurd. Ook vielen de regeringstroepen medische faciliteiten en personeel aan.
Bovendien gebruikte het Syrische leger clusterbommen, dit zijn bommen, granaten of raketten die door een vliegtuig worden afgeworpen en ongeveer 200 kleine bommetjes uitstrooien: deze wapens zijn verboden onder het internationaal recht aangezien ze vele burgerslachtoffers maken.
Daarnaast zijn er ook verschillende gevallen bekend waarin de Syrische autoriteiten en pro-overheidsmilities gevangenen folterden, mishandelden en buitengerechtelijke executies uitvoerden.
Anderzijds, sinds de oppositietroepen meer terrein in Syrië begonnen te controleren, nam het aantal meldingen van mensenrechtenschendingen bij hen al even erg toe. Ook zij brachten (en brengen) burgers in gevaar doordat zij hun gewapend verzet voeren dicht bij burgerdoelwitten. Bovendien gebruiken zij hun wapens op een roekeloze manier waardoor niet zelden burgers worden geraakt.

Het vredesplan was volgens de Franse Minister van Buitenlandse Zaken Juppé het plan van de laatste kans. "Elke dag die voorbijgaat, komen er opnieuw tientallen Syrische burgers om," aldus Juppé. "Het is tijd om te handelen. Het plan van Annan is een garantie voor vrede en vrijheid."
De Amerikaanse minister Clinton pleitte voor een nieuwe VN-resolutie. Die zou moeten voorzien in extra sancties voor het regime-Assad als het zich niet hield aan het staakt-het-vuren dat onderdeel was van het plan-Annan.
VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon wees er verder op dat Syrië zich niet aan de verplichting had gehouden om troepen terug te trekken uit stedelijke gebieden.

Op 12 januari 2012 kondigde president Assad aan dat in maart een volksraadpleging met deelname van alle stemgerechtigde Syrische burgers zou worden gehouden. Dit referendum ging om voorgestelde democratische veranderingen in de grondwet.
Kofi Anan werd benoemd in het conflict als speciale gezant voor de Verenigde Naties en de Arabische Liga. Hij stelde een zespuntenplan op dat een einde aan het geweld moest maken en dat door de Syrische autoriteiten werd aanvaard. In april 2012 stuurde de VN-Veiligheidsraad volgens resolutie 2042 van die raad dertig waarnemers, die moesten toezien op het staakt-het-vuren. Wanneer dat werd nageleefd zou een volwaardige waarnemingsmissie worden gestuurd.
Op 19 april werd de noodtoestand, die sinds 1963 van kracht was, officieel opgeheven.
Op 21 april 2012 werd de VN-Toezichtsmissie voor Syrië opgericht, volgens de volgende resolutie van de Veiligheidsraad, met 300 militaire waarnemers. Deze missie eindigde op 19 augustus 2012: toen werd Kofi Annan vervangen door Lakhdar Brahimi.
Op 26 april riep de VS alle Amerikaanse burgers op Syrië te verlaten. Sinds Syrië instemde met het vredesplan op 27 maart ontving Amnesty International nog 232 namen van dodelijke slachtoffers, waaronder 17 kinderen. Volgens de organisatie moesten de VN een missie sturen om de mensenrechtensituatie op te volgen. Rapportering van misdrijven onder internationaal recht door toezichthouders is immers essentieel om gerechtigheid en aansprakelijkheid te verzekeren.

Op 25 april trok het Syrische leger met tanks en pantservoertuigen de wijken van de zuidelijke stad Daraa, het centrum van het verzet, in. De betreffende stadswijken werden geïsoleerd van de buitenwereld, water en elektriciteit werden afgesloten en door de veiligheidsdiensten werden bloem en voedsel geconfisqueerd. De stad werd beschoten door de militairen om de demonstraties de kop in te drukken. Een gelijkaardige situatie deed zich ook in Homs voor.
Op 29 april verdween de 13-jarige Hamza al-Khatib tijdens een betoging in Daraa. Eind mei bleek dat hij was gemarteld en doodgeschoten. Hij groeide vervolgens uit tot een symbool van de opstand onder met name soennitische betogers.
Vanaf 5 mei begon het leger zich geleidelijk uit de stad Daraa terug te trekken en ging Baniyas belegeren. Op 8 mei bereikte het leger Tafas. Tijdens de bezetting van al die steden werden razzia's gehouden waarbij voornamelijk mannen werden opgepakt.
Overal waar het leger nadien opdook, werd met scherp geschoten. Volgens de regering ondernamen islamisten vanuit Libanon aanvallen op Syrisch grondgebied en daarom werd het grensgebied met landmijnen beveiligd. Vanuit noordelijk Libanon en vanuit Turkije, tot 2011 een bondgenoot van het seculiere Syrië, opereerde voortaan het Vrije Syrische Leger van de opstandelingen. Dit leger werd overigens opgericht in oktober 2011 in het oosten van Turkije door soennitische deserteurs uit het Syrische leger, met steun van premier Erdogan. In Soedan en andere Arabische landen protesteerden salafistisch-soennitische en andere soennitische islamisten eveneens tegen de seculiere Syrische regering uit solidariteit met de Syrische betogers en opstandelingen.

In december 2012 werd nog steeds geprobeerd om via diplomatieke weg tot vrede te komen. De verschillende rebellen, de seculiere en de islamistische groeperingen, allen leken steeds meer gebied in handen te krijgen ondanks zware tegenstand van de regering en het leger. Verder werd het steeds duidelijker dat de Syrische burgeroorlog meer en meer tot een sectarisch conflict was verworden, waarin de alawitische, sjiitische minderheid in conflict is verwikkeld met de soennitische meerderheid. De andere Syrische religieuze en etnische minderheden (christenen, druzen, koerden en Turkomanen) probeerden zich daarbij neutraal op te stellen. Er kwam ook meer buitenlandse inmenging, waarbij Irak, Iran, Hezbollah en Rusland de regering steunden, terwijl het Westen en de Arabische staten de kant kozen van de rebellen.
Begin januari 2013 waren er hevige gevechten bij de vliegvelden in het noorden van Syrië. De rebellen veroverden het vliegveld, maar werden later teruggedrongen. Op 6 januari 2013 hield Assad een toespraak op TV over deze burgeroorlog. Hij noemde de opstandelingen "de vijanden van God en zij gaan naar de hel." Ondertussen leken de opstandelingen wel terreinwinst te boeken.
De VN-hulporganisatie voor Palestijnse vluchtelingen in het Midden-Oosten, de UNRWA, verzocht president Abbas van Palestina Palestijnse vluchtelingen uit Syrië op te nemen. Die waren gevlucht voor de Syrische rebellen omdat ze de kant van president Assad hadden gekozen. De Palestijnse leider in Ramallah weigerde echter de Palestijnse vluchtelingen op Palestijns gebied toe te laten.
Ondertussen traden er binnen etnische en religieuze minderheden spanningen op tussen voor- en tegenstanders van de regering met als gevolg het ontstaan van een hele reeks milities.

In januari en februari 2013 slaagden de rebellen erin een belangrijke dam in het noorden, militaire vliegvelden en olievelden te bezetten. Een snelle nederlaag voor de regering werd echter niet verwacht, mede dankzij voortgezette buitenlandse steun van Irak, Iran, Rusland en Hezbollah. Er vonden bloedige zelfmoordaanslagen door het Al Nusra-front en door strijders van de Al-Tawhid Brigade van het Vrije Syrische Leger plaats. Burgers en soldaten van het regeringsleger lieten hierbij het leven. Zelfmoordaanslagen tegen regeringsdoelen en burgerdoelen volgden. Ook in Damascus namen de gevechten in hevigheid toe. Eind maart 2013 veroverden de opstandelingen de stad Da'el in het zuiden.
Nu ook openlijk gesteund door Hezbollah begon de regering met een tegenoffensief. Door al die verwikkelingen kwamen de Verenigde Staten en Rusland overeen om een nieuwe vredesconferentie in Zwitserland te organiseren. De oppositie kon het echter niet eens worden, niet over de samenstelling van haar vertegenwoordiging, maar ook niet of ze deel zou nemen aan de vredesconferentie. Er vonden schermutselingen plaats in Libanon, in het grensgebied maar ook in Tripoli: hier liepen de spanningen tussen de verschillende minderheden steeds verder op door de openlijke steun van Hezbollah aan de Syrische regering.
Op 15 juni 2013 besloot Egypte alle diplomatieke banden met het regime-Assad te verbreken.

augustus 2013
Op 21 augustus kwam de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in een speciale zitting bijeen na een zwaar bombardement van het Syrische leger op voorsteden van Damascus, waarbij chemische wapens waren gebruikt. De Syrische autoriteiten ontkenden hieraan schuldig te zijn. De oppositie sprak van meer dan 1000 doden. Op hun eerste werkdag werden de afgevaardigden van de Verenigde Naties, gespecialiseerd in chemische wapens, beschoten door sluipschutters, waarop de VN een klacht indienden zowel bij de Syrische regering als bij de oppositie. John Kerry en Joe Biden, resp. de Minister van Buitenlandse Zaken en de Vicepresident van de Verenigde Staten, verklaarden dat ze ervan overtuigd waren dat het bewind van Assad voor de aanval verantwoordelijk was.
Maar het laatste dat de Amerikanen wilden, is verstrikt raken in een nieuwe oorlog. Een kleine interventie moest dus volstaan. Maar de geschiedenis wijst uit dat dergelijke interventies weinig goeds opleveren. Het is ook niet de eerste keer dat de Verenigde Staten proberen een 'schurkenstaat' op deze manier een lesje te leren. In 1998 bijvoorbeeld, na de aanslagen van Al Qaeda op de Amerikaanse ambassades in Kenia en Tanzania, stuurde het Pentagon kruisraketten af op trainingskampen in Afghanistan en een farmaceutische fabriek in Soedan, waar chemische wapens zouden zijn geproduceerd. De missie werd een mislukking. Al Qaedaleider Osama bin Laden en zijn topmensen waren het kamp allang ontvlucht toen de bommen vielen en de fabriek in Soedan bleek helemaal geen wapens te maken.
Datzelfde jaar werden er kruisraketten naar Irak gestuurd om te voorkomen dat Saddam Hoessein massavernietigingswapens kon maken. In de islamitische wereld werd woedend gereageerd op de actie en kwam het tot verhitte demonstraties.
Zelfs bij succesvolle operaties zijn serieuze kanttekeningen te plaatsen. In 1999 stuurden de VS en de NAVO gevechtsvliegtuigen naar Kosovo, om de etnische zuiveringen van Servische troepen een halt toe te roepen. Die campagne zou kort en beslissend zijn, dacht men, maar duurde 78 dagen.
De luchtaanvallen in 2011 op Libië waren in eerste instantie bedoeld om de burgers te beschermen en leidden in korte tijd tot de val van Ghadaffi. Dat is echter precies waar Rusland en China van geschrokken zijn: volgens hen mag een interventie niet bedoeld zijn om een regime omver te werpen en sindsdien verzetten ze zich hevig tegen elke vorm van militair ingrijpen.

Escalatie!
In juni 2014 deed zich in de burgeroorlog een verandering voor: de strijd stond nu meer in het teken van het streven van de Islamitische Staat (in Irak en de Levant) (IS - Daesh) naar een kalifaat.
Door het geweld moesten veel Syriërs vluchten. Zij vluchtten eerst binnen Syrië, maar later steeds meer naar andere landen. In 2013 waren 4 miljoen Syriërs binnen Syrië gevlucht en 2 miljoen naar de omringende landen, vooral naar Libanon en Irak. 1 op de 3 Syriërs had geen huis meer. Het begin van het gewelddadige offensief van IS in 2014 deed het aantal vluchtelingen alleen nog meer toenemen.
Het aantal doden in de burgeroorlog passeerde volgens een schatting van de VN in januari 2015 de grens van 220.000, onder wie zowel regeringssoldaten, militieleden, politiemannen, gewapende opstandelingen als talloze burgers. Ongeveer 4 miljoen mensen waren toen al Syrië ontvlucht.
IS is een militie van jihadi en salafisten die geleid wordt door soennitische Arabieren uit Irak en Syrië. De groepering oefent controle uit over een grondgebied waar meer dan tien miljoen mensen leven: delen van Irak, Syrië, Libië en Nigeria, maar ook van Zuidoost-Azië.
Op 29 juni 2014 claimde IS een wereldwijd kalifaat te hebben opgericht met Abu Bakr al-Baghdadi als kalief, een staat dus die door een zelfverklaarde opvolger van de profeet Mohammed wordt geregeerd. Als kalifaat claimt het bovendien religieus, politiek en militair gezag over alle moslims van de hele wereld!
De Verenigde Naties houden IS verantwoordelijk voor diverse schendingen van mensenrechten en oorlogsmisdaden. Amnesty International meldt op basis van honderden ooggetuigenverslagen dat etnische zuiveringen "op een historische schaal" plaatsvinden door IS. Op 3 februari 2016 erkende het Europees Parlement unaniem de systematische moord en vervolging van religieuze minderheden zoals jezidi's en christenen als genocide. IS wordt gezien als een terroristische organisatie en ondertussen voeren reeds meer dan 60 landen direct of indirect oorlog tegen hen. IS staat trouwens bekend om zijn goed gefinancierde propaganda op websites en sociale media, met video's van onthoofdingen van soldaten, burgers, journalisten en hulpverleners, alsook de opzettelijke vernietiging van cultureel erfgoed.

Het doel van Islamitische Staat in Irak en de Levant was in eerste instantie een jihad tegen de Amerikanen in Irak en tegen iedereen die met hen samenwerkte, voornamelijk sjiieten. De na 1918 getrokken grenzen in het Midden-Oosten alsook vele oudere grenzen dienen volgens IS te worden uitgewist. Dit beoogde kalifaat zou derhalve het gehele Midden-Oosten, Noord-Afrika, het Iberisch Schiereiland (al-Andalus), Turkije en de Balkan moeten omvatten.
Ideologisch verwante groeperingen, al dan niet daartoe aangemoedigd, hebben trouw gezworen aan IS, vaak ten koste van Al Qaida. Of IS daadwerkelijk zeggenschap over deze groeperingen heeft, is twijfelachtig.
Christenen, jezidi's en andere niet-moslims krijgen de keus zich te bekeren, als niet-moslim belasting te betalen of 'om te komen door het zwaard'. Niet-salafistische soennieten, soefi's en sjiieten worden gezien als 'afgedwaald van de ware leer' en krijgen eveneens de keuze tussen de dood of bekering tot de salafistische vorm van de islam die IS propageert.

Syrië burgeroorlog
Gebied in handen van
de Syrische overheid
Koerdische troepen (Rojava)
Islamitische Staat (in Irak en de Levant) (IS)
de Syrische oppositie: VSL,Islamitisch Front en bondgenoten
Tahrir al-Sham (salafistische rebellen)
de Syrische overheid én Rojava
het Revolutionary Commando Army én de Verenigde Staten
de Syrische overheid én de oppositie (geen gevechten)

Ondertussen blijft dit land een hel zonder einde, al negen jaren lang. Steden worden belegerd, ziekenhuizen, scholen en markten gebombardeerd. De uittocht van ganse families lijkt nooit op te houden, voortdurend is men op zoek naar veiligheid. Sommige gezinnen zijn al voor de zevende keer moeten vluchten voor gewapende groepen, altijd maar weer van de ene plek naar de andere.
Plaatsen als Aleppo, Homs, Raqqa, Oost-Ghouta (voorstad van Damascus) of Idlib zijn synoniem geworden van de gruwel waarin elke vorm van menselijkheid verloren is gegaan. En het voorbije jaar is voor de plaatselijke bevolking minstens zo hard geweest als de acht jaren ervoor.
Het militaire offensief van de Syrische regering en haar bondgenoten in het zuiden van de provincie Idlib is al maanden aan de gang, maar escaleerde in december 2019. Meer dan 875.000 mensen hebben hun huizen of zelfs ontheemdenkampen moeten verlaten. Langs de straten in het noordwesten staan overal tenten. Het leven van al deze mensen wordt bedreigd door honger, kou en geweld.

Situatie in 2020
De oorlog in Syrië gaat zijn tiende jaar in. Het begon met vreedzame demonstraties en mondde uit in een ongeziene bloedige en complexe burgeroorlog. De grote overwinnaar is de Syrische president Bashar al-Assad -samen met zijn bondgenoten Rusland en Iran. Grote verliezers zijn de honderdduizenden doden en de miljoenen Syrische burgers die gevlucht zijn.
"Brood en gerechtigheid" scandeerden de eerste demonstranten in Syrië. De betogers volgden daarmee demonstranten in Egypte, Libië en Tunesië. Er was sprake van een golf van opstanden die de naam "Arabische Lente" kreeg.
Bij deze oorlog lopen heel wat breuklijnen door elkaar. Het gaat om de strijd tegen 45 jaar autocratisch minderheidsbewind van de familie al-Assad. Maar evengoed is het een etnisch en religieus conflict, dat later uitgroeide tot een regionaal conflict toen de buurlanden zich gingen moeien. Het conflict draait alvast niet om olie. Ook is het zo dat terreurgroep IS omzeggens van de kaart is geveegd. De Koerden in het oosten van Syrië konden hun gebied uitbreiden na de strijd tegen tegen IS en genieten nu verregaande autonomie.
Naar schatting zijn er zo'n 3,6 miljoen Syrische vluchtelingen in Turkije en zo'n 1 miljoen vluchtelingen in Europa. Een miljoen ontheemden wordt nog steeds in eigen land opgevangen. Naar schatting zouden 2,5 miljoen vluchtelingen naar Europa gevlucht zijn, een kleine helft daarvan naar Duitsland. Maar daar zaten ook vluchtelingen uit Irak en Afghanistan bij. Een deel van hen keerde terug naar de regio.
Vandaag is de rust grotendeels weergekeerd en wordt het land heropgebouwd. Het regeringsleger voert in het noordwesten, bij Idlib, wel nog strijd tegen rebellen. Ook Turkije heeft militairen bij Idlib. De Syrische president zit weer stevig in het zadel. Vooral Rusland heeft zijn invloed erg kunnen uitbreiden in het Midden-Oosten.
Idlib, het allerlaatste 'rebellenbastion', wordt sinds juni opnieuw gebombardeerd door het Syrische leger en zijn bondgenoten. En juist hier vonden duizenden andere Syriërs een onderkomen tegen de gruwelen die ze in hun streek moesten ondergaan.