vlag Tunesië T U N E S I E Wikipedia Landenweb
Opp.: 163.610 km² (5 x België)    Inw.: 9,9 miljoen (2006)   (60,5 inw./km²)    Regeringsvorm: republiek    Hoofdstad: Tunis    Religie: islam

locatie Tunesië Tunesië

Tunesië is een Arabisch land aan de Middellandse Zee met als buurlanden Algerije en Libië. Het behoort tot de Maghreblanden (Marokko, Mauritanië, Algerije, Libië en Tunesië).
Plaatselijke verschillen in het klimaat treden op door de invloed van de Middellandse Zee en door de ligging van het Atlasgebergte en van de zuidelijke Sahara. Noord-Tunesië heeft warme droge zomers en milde natte winters. Enkel de bergen in het noordwesten krijgen wel eens sneeuw. Naarmate je meer naar het zuiden gaat, wordt het uiteraard warmer en droger en verandert het landschap achtereenvolgens in steppe en woestijn.
Toeristisch gezien is Tunesië een prachtig en divers land met prachtige zandstranden, een woestijn, zoutmeren, bergen en wondermooie baaien om bij weg te dromen.

Politiek
De grondwet van Tunesië dateert uit 1959. Volgens die grondwet is het land een democratie met een republikeinse staatsvorm en de islam als staatsgodsdienst. Staatshoofd van de republiek Tunesië is de voor vijf jaar gekozen president (algemeen kiesrecht). Het kabinet van Tunesië wordt geleid door een minister-president. De hoogste wetgevende macht in Tunesië is de Nationale Vergadering (parlement), die door alle burgers van 20 jaar en ouder voor vijf jaar wordt gekozen.
De belangrijkste partij is de Rassemblement Constitutionel Démocratique (RCD). Hoewel het land een meerpartijenstelsel kent, is de RCD als regeringspartij erg machtig. De RCD kent een eigen vakbond, een vrouwen- en een jeugdbeweging en culturele verenigingen.
Eén van de andere partijen is het Front Islamique du Salut (FIS), een fundamentalistische islamitische beweging -in tegenstelling tot el-Nahda, die weliswaar streeft naar de invoering van de Sjaria, maar een levendige debatcultuur heeft (met name omtrent polygamie en echtscheidingsrecht) en scherp gekant is tegen het gebruik van geweld.
Tijdens de verkiezingen in 2004 werd president Zine al-Abidine Ben Ali herkozen met 94% van de stemmen. De uitslag werd sterk beïnvloed door de perscensuur, die de RCD had uitgeoefend. De oppositie was hierdoor bijna geheel afwezig in de landelijke media.

In Tunesië zitten duizenden mensen politiek gevangen. De meesten van hen zijn gewetensgevangenen en zitten enkel opgesloten omwille van hun opvattingen. In de gevangenissen komen marteling en mishandeling voor op grote schaal. Politieke processen voldoen vaak niet aan de internationale standaarden. Zo vormen bekentenissen die onder dwang werden afgelegd, in vele gevallen het enige bewijsmateriaal. De meeste politieke gevangenen zijn vermeende leden of sympathisanten van de verboden Islamitische groepering el-Nahda. Anderen werden opgesloten omdat ze oppositie voerden tegen de regering.
Zo is er het geval van Mahjouba Boukhris, een 35-jarige verpleegster en moeder van drie kinderen, die een gevangenisstraf uitzit van zeven jaar en drie maanden na het afleggen van een "bekentenis" die ze naar eigen zeggen onder dwang had ondertekend en die nooit had mogen worden toegelaten in een rechtszaal. In november 1996 werd ze veroordeeld voor het illegaal werven van fondsen voor families van gevangenen en voor het deelnemen aan activiteiten van een "terroristische" groepering.
Veroordeelden hebben in Tunesië geen recht op een volledig beroep. Het enige wat ze kunnen doen, is een verzoek indienen voor een herziening bij het Hof van Cassatie. Maar dit Hof kijkt niet naar de feiten van de rechtszaak en reageert alleen in geval van wetsmisbruik of procedurefouten. De advocaten van Mahjouba Boukhris dienden na de rechtszaak in 1997 een verzoek in bij het Hof van Cassatie, maar daar is nooit op geantwoord.
Overigens wordt politieke gevangenen vaak de toegang ontzegd tot hun advocaten en ze worden vaak in afwachting van hun rechtszaak voor lange tijd vastgehouden -in sommige gevallen langer dan de 14 maanden die maximaal zijn toegestaan onder de Tunesische wet.

Mensenrechten- en journalistenorganisaties beschuldigen de overheid ervan de persvrijheid te beperken. Dat is in tegenspraak met beloftes die de autoriteiten gedaan hebben om de vrije meningsuiting te bevorderen. De toegang tot het internet wordt vaak geblokkeerd en e-mails naar bepaalde adressen komen nooit toe. De leden van mensenrechtenorganisaties worden lastiggevallen en geïntimideerd.

Jasmijnrevolutie
Demonstraties begin dit jaar draaiden aanvankelijkheid om de hoge werkloosheid. Het waren de zwaarste onlusten sinds Ben Ali 23 jaar geleden aan de macht kwam. De protesten begonnen op 17 december met de zelfverbranding van de jonge werkloze Mohamed Bouazizi die wel een universitair diploma op zak had, maar doordat hij geen werk vond, was gestart met de verkoop van groente en fruit. Hij had hier echter geen vergunning voor en zo werd zijn koopwaar in beslag genomen. Hierbij zou een politie-officier hem ook een klap in zijn gezicht hebben gegeven. Bouazizi diende vervolgens een klacht in, maar vond geen gehoor. Ten einde raak overgoot de jongeman zichzelf met benzine en stak zichzelf in brand. Bouazizi wordt nu gezien als de nieuwe nationale held van Tunesië.
De demonstraties begonnen in Sidi Bou Said, Bouazizi's woonplaats. Hoewel de protesten in de door de staat gecontroleerde media weinig aandacht kregen, verspreidden ze zich over het hele land.
De bevolking eiste het ontslag van de president en dat kwam er uiteindelijk ook van op 14 januari. Eerst was Ben Ali van plan om naar Frankrijk te trekken maar daar was hij niet welkom en dus koos hij voor Saoedi-Arabië.
Ondertussen waren er overal plunderingen, berovingen en brandstichtingen. Vlak voor zijn vlucht benoemde Ben Ali nog vlug zijn premier en trouwe bondgenoot Mohamed Ghannouchi, maar daar stak het Constitutioneel Hof een stokje voor, omdat de aanstelling de deur op een kier hield voor een terugkeer van Ben Ali. Op verzoek van Ghannouchi en op basis van artikel 57 van de grondwet besloot de Grondwettelijke Raad om parlementsvoorzitter Mebazaa te benoemen tot president ad interim. De Raad ontnam alleszins Ben Ali de macht en bekrachtigde het politieke vacuüm aan het hoofd van de staat. De benoeming van Mebazaa moest de aanloop vormen naar nieuwe verkiezingen, 45 tot 60 later.
Bij zijn eedaflegging beloofde Mebazaa in een korte verklaring dat alle Tunesiërs, zonder onderscheid, bij de hervormingen zouden betrokken worden. In ieder geval is Ben Ali de eerste leider van een Arabisch land die door toedoen van het volk van de macht verdreven wordt.
In het hele land plunderden mensen eigendommen van hoge functionarissen uit het bewind van Ben Ali. Het leger en de politie probeerden de orde te handhaven. Ook patrouilleerden gewapende burgerwachten om criminaliteit te bestrijden.
Op 17 januari werd de nieuwe, tijdelijke regering van nationale eenheid gepresenteerd. Daarin waren ook drie leiders van de oppositiepartijen benoemd. De ministers van Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken en Defensie van de oude heersende partij van Ben Ali hielden echter hun post.
Oppositieleiders hadden uiteraard heel wat kritiek op de nieuwe regering. Een van hen, de als balling in Parijs wonende Marzouki, zei dat hij ging terugkeren en zich kandidaat stellen voor de presidentsverkiezingen.
In de hoofdstad Tunis waren ondertussen nog steeds zo'n duizend demonstranten op de been om te protesteren tegen de regeringsdeelname van de partij van de gevluchte Ben Ali. Alles samen werd de schade door de demonstraties geschat op ruim anderhalf miljard euro.

De Jasmijnrevolutie in Tunesië bleef nazinderen in de Arabische wereld. Er kwamen nog heel wat betogingen en opnieuw staken mensen zich in brand.
In Tunesië zelf vroegen de manifestanten om het aftreden van de overgangsregering. Vooral de figuur van Mohamed Ghannouchi, eerst nog eerste minister, wekte woede op. Ghannouchi kondigde weliswaar aan dat hij na de verkiezingen zou vertrekken, maar dat vonden de manifestanten niet genoeg: ze eisten zijn onmiddellijk ontslag.
Opmerkelijk was ook dat de ooit zo gevreesde Tunesische politie de kant van de demonstranten kiest.
Ondertussen was er ook onrust in Algerije, waar de jeugdwerkloosheid even hard toeslaat als in Tunesië, in Egypte, in Jemen en in Saoedi-Arabië, het land waar Ben Ali voorlopig een veilig onderkomen had gevonden.

In oktober werd een assemblee gekozen die een nieuwe grondwet moest opstellen en een interim-regering moest vormen. In december werd de activist Moncef Marzouki aangewezen als eerste democratisch gekozen president van Tunesië.
Marzouki, die behoort tot het Congres voor de Republiek, kreeg 153 van de 217 stemmen in de assemblee. De oppositie zag ervan af een kandidaat naar voren te schuiven. Verwacht wordt dat Marzouki een premier zal benoemen uit de gematigd islamistische partij Ennahda, die bij de verkiezingen de meeste zetels had gewonnen.

Jabeur Mejri en Ghazi Beji werden veroordeeld omdat hun cartoons de islam zouden beledigd hebben.
Jabeur Mejri en Ghazi Beji werden in maart 2012 veroordeeld tot zeven en een half jaar cel en een boete van 1200 Tunesische Dinars (± 585 euro) wegens o.a. het plaatsen van cartoons van de profeet Mohammed op internet. Volgens de autoriteiten waren deze beledigend voor de islam.
Jabeur Mejri zit op het moment vast in de Mahdiagevangenis. Ghazi Beji is uit Tunesië gevlucht omdat hij vreesde voor zijn veiligheid. Hij werd veroordeeld bij verstek en heeft asiel aangevraagd in Frankrijk. De advocaten van de mannen zijn in beroep gegaan tegen het besluit van het gerechtshof, maar de straf bleef onveranderd.
Amnesty International beschouwt Jabeur Mejri als gewetensgevangene die gebruik maakte van het recht op vrije meningsuiting en daarvoor opgesloten werd. Wetten die godslastering strafbaar stellen, schenden het recht op vrije meningsuiting. Kritische berichten over religies zijn toegestaan in internationale mensenrechtenwetgeving zolang ze niet oproepen tot geweld.
Momenteel streeft Jabeur’s familie naar zijn vrijlating, wat enkel nog kan via een pardon van president Moncef Marzouki. Amnesty International staat voor het recht op vrijheid van meningsuiting, iets waar ook Jabeur recht op heeft.

Stel je voor: je hebt net een verkrachting overleefd. En dan word je geconfronteerd met een falende wetgeving, elke keer opnieuw.
In Tunesië ben je als slachtoffer van seksueel geweld vaak de schuldige. Je kan nergens terecht voor bescherming of ondersteuning. Je staat in de kou. De schendingen zijn hallucinant. Tienermeisjes worden gedwongen om te trouwen met hun verkrachter, verkrachting binnen het huwelijk bestaat volgens de wet niet, holebi’s worden aangevallen omwille van hun geaardheid en lijken eerder crimineel dan slachtoffer te zijn.
Gerechtigheid lijkt niet te bestaan voor deze slachtoffers. Volgens de overheid moeten ze er 'maar mee leren omgaan'. Hoog tijd dat de Tunesische autoriteiten seksueel en gendergerelateerd geweld bovenaan de agenda plaatsen.

December 2018: nieuwe rellen!
In Tunesië zijn protesten ontstaan nadat een jonge journalist zichzelf op 24 december in brand stak. Abderrazak Zorgui, verslaggever bij een lokaal tv-station in de stad Kasserine, zag de actie als een vorm van protest tegen de economische problemen in zijn land.
“Jullie laten de werkenden aan hun lot over en helpen degenen die de zaken beheren,” zei de 34-jarige journalist in een video waarin hij ook aangeeft zelf door de economische malaise geen werk te kunnen vinden.
Zorgui zou moedeloos zijn geworden van de situatie die ontstaan is na de Arabische Lente in 2011. Ondanks hervormingen verbeterde er nauwelijks iets aan de hoge armoede en werkloosheid in Tunesië.
De journalist overleed in het ziekenhuis aan zijn verwondingen. Met zijn actie riep Zorgui ook op tot protest. Die oproep leidde meteen tot onrust. Aan het begin van de week gingen betogers de straat op om te demonstreren. Ze gooiden daarbij met stenen naar de politie. Meer geweld volgde daarop...