vlag Zuid-Soedan Z U I D - S O E D A N Wikipedia Landenweb
Opp.: 619.745 km² (20 x België)      Inwoners: 9 (?) miljoen (2006)   (14 inw./km²)    Regeringsvorm: republiek     
Hoofdstad: Djoeba     Religie: animisme, christendom

locatie Zuid-Soedan

Voor de splitsing was Soedan het grootste land van Afrika.
Het huidige Zuid-Soedan grenst aan Noord-Soedan in het noorden, de Centraal-Afrikaanse Republiek in het westen, de Democratische Republiek Congo, Oeganda en Kenia in het zuiden en Ethiopië in het oosten.
Soedan wordt van zuid naar noord doorsneden door de Witte Nijl.
Zuid-Soedan is grotendeels een vochtige savanne, met in het midden het uitgestrekte Soeddmoeras. Onder dit moeras bevinden zich de grootste olievoorraden van Soedan.

Politiek
Daar waar Noord-Soedan gerekend wordt tot de islamitische wereld, behoort de bevolking in het zuiden in etniciteit en religie tot zwart Afrika. Er worden hier talen gesproken die verwant zijn aan die van Kenia en Oeganda. Men treft zowel traditionele godsdiensten als het christendom aan. Bovendien is Zuid-Soedan economisch gezien veel slechter ontwikkeld dan Noord-Soedan.
Voor de geschiedenis van Soedan moeten we beginnen bij het vroegere, grote Soedan.

In 1952 verleenden de Engelsen en de Egyptenaren Soedan een zekere mate van autonomie en stelden de Soedanese onafhankelijkheid in het vooruitzicht. Premier werd Sayyid Abdel Rahman al-Mahdi van de islamitisch-democratische UMMA-Partij. President Mohammed Naguib van Egypte, die zelf half-Soedanees was, hoopte dat de Soedanezen na de onafhankelijkheid zouden kiezen voor een unie met Egypte. Het liep echter anders. Op 1 januari 1956 werd de onafhankelijkheid van de Republiek Soedan uitgeroepen.
De regering bleek echter niet degelijk genoeg om het land te besturen. Het christelijke en animistische (natuurgodsdienstige) Zuiden was reeds in 1954 in opstand gekomen tegen de Arabische regering in Khartoem. Deze toestand leidde tot de staatsgreep van 1958 door generaal Ibrahim Abboud, die president werd en (overigens zonder succes) de zuidelijke opstand trachtte te breken.
En weer bleek het parlementaire stelsel niet bij machte de orde en de rust te herstellen. Ontevredenheid over het functioneren van de democratie zou nog herhaaldelijk leiden tot staatsgrepen.
In 1969 werd Soedan de Democratische Republiek Soedan. De nieuwe regering knoopte goede betrekkingen aan met de Oostblok-landen en de Sovjet-Unie, maar ook met de Arabische Staten. Maar weer een "coup" later werd er dan weer toenadering gezocht tot het Westen en in het bijzonder tot de Verenigde Staten. Soedan werd in de jaren zeventig en tachtig economisch en militair zelfs afhankelijk van Amerika.
Vanaf het einde van de jaren zeventig kreeg het regime een sterk islamitisch karakter. In 1983 werd de Sjaria, de islamitische wet, ingevoerd. Dit stuitte op weerstand van de bevolking in het zuiden, maar ook op de reformistisch-islamitische Republikeinse Broederschap (RBH). President Numeiri liet zich steeds meer adviseren door geestelijke leiders en traditionele sjeiks. Tegenstanders die kritiek uitten op de Sjaria-interpretatie, werden opgesloten.
In het begin van de jaren-90 werd generaal Omar Hasan Ahmed al-Bashir president van de republiek en opperbevelhebber van het leger. Politieke partijen werden niet verboden, maar het werd hun niet toegestaan om mee te doen aan verkiezingen.

De burgeroorlog in Zuid-Soedan was ondertussen eigenlijk gewoon doorgegaan. Steeds weer moest de autoritaire Islamitische regering opboksen tegen allerhande rebellenlegers. Continu werden op grote schaal mensenrechten geschonden. De strijd om de recent ontdekte olievelden in het zuiden had dit alleen maar verergerd.
Sinds juli 2002 is er onder internationale druk geprobeerd een vredesregeling te treffen. Op 9 januari 2005 werd uiteindelijk een vredesovereenkomst getekend om een einde te maken aan de 21 jaar oude burgeroorlog. De prijs die de burgers betaald hadden, was immens zwaar: naar schatting 1,9 miljoen doden in een conflict over macht, olie, etnische verschillen en religie.
Binnen drie jaar dienden er verkiezingen gehouden te worden en na 6 jaar zou er een referendum plaatshebben waarbij de bevolking van Zuid-Soedan zich mocht uitspreken of hun regio al dan niet als een onafhankelijke staat wou voortbestaan.
Het bedongen akkoord was historisch, maar de noodzakelijke compromissen betekenden ook dat het een broze vrede was. Zo dreigde een nieuw conflict rond drie centrale provincies als het zuiden binnenkort voor onafhankelijkheid zou kiezen.
De humanitaire situatie in het land is slecht. De hongersnood in 1998 veroorzaakt door de regering en verergerd door de rebellen trof 2,6 miljoen mensen.
Beide partijen in het conflict maakten zich schuldig aan oorlogsmisdaden. Zo heeft de Soedanese regering lukraak bommen gegooid op zuidelijke woonsteden en paste ze de tactiek van de verschroeide aarde toe. Verder werd mishandeling, verdwijning en standrechtelijke executie uitgevoerd om opstand tegen de regering te onderdrukken. Ook de hulp van de VN en andere hulporganisaties werd niet toegestaan.
De rebellen maakten zich schuldig aan ontvoering van vrouwen en kinderen van hun tegenstanders. Ze lieten ze door uithongering omkomen en zetten jonge kinderen op grote schaal in als kindsoldaten.
Naar schatting 1 op 5 Soedanezen is overleden als gevolg van de burgeroorlog en de hongersnood.

Zuid-Soedan

Op 14 juli 2008 maakte hoofdaanklager Luis Moreno van het Internationaal Strafhof in Den Haag bekend een arrestatiebevel te willen laten uitvaardigen tegen al-Bashir, die persoonlijk verantwoordelijk wordt geacht voor genocide in Darfur.
Op 4 maart 2009 verkondigde het Strafhof al-Bashir te zullen vervolgen voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Het was voor het eerst dat een zittend president werd vervolgd. Soedan liet weten de president niet uit te leveren. Al-Bashir noemde de aanklacht "een westerse samenzwering".
Nog dezelfde dag kondigde de regering aan zes internationale hulporganisaties, waaronder Artsen zonder Grenzen, het land uit te zetten.

In het licht van het referendum in de loop van 2011 over de status van Zuid-Soedan, dat volgens het vredesakkoord tussen de regering en de zuidelijke rebellen van SPLM zou worden gehouden, vreesden vele mensenrechtenactivisten dat het opnieuw tot een opstoot zou komen van mensenrechtenschendingen. De kans was namelijk vrij groot dat een meerderheid van de bevolking in het zuiden voor autonomie zou kiezen. De belangrijkste oliebronnen van Soedan liggen in het zuiden en de regering wil die inkomsten niet graag verliezen.

Een week lang konden Zuid-Soedanezen in een referendum kiezen of ze onafhankelijk wilden worden. De uitslag zou zeker geldig zijn, omdat veel meer dan de benodigde 60% van de stemgerechtigden had gestemd. De hoofdzakelijk christelijke en animistische bevolking in het zuiden sprak zich massaal uit voor afscheiding van het overwegend islamitische noorden: de officiële uitslag (07-02-2011) vermeldde zelfs 98,83 %. President Omar al-Bashir ondertekende onmiddellijk een document waarmee hij de onafhankelijkheid van het zuiden van zijn land aanvaardde.
Soedan werd op 9 juli officieel gesplitst in 2 landen: Noord-Soedan en Zuid-Soedan. Wel moest er nog worden onderhandeld over de boedelscheiding en over de precieze landsgrenzen -bijvoorbeeld de streek van Abyei.
In andere landen in Afrika bestaat er onrust over deze gang van zake omdat tot dusver Afrikaanse leiders kost wat kost hebben vastgehouden aan de oude koloniale grenzen. Nu vrezen sommigen dat er meer gebieden hun onafhankelijkheid zullen opeisen.
Salva Kiir Mayardit werd de eerste president van het onafhankelijke Zuid-Soedan.

Crisis in Blauwe Nijl wordt vergeten
Terwijl veel aandacht uitgaat naar het door oorlog verscheurde Zuid-Kordofan (staat in het zuidelijk deel van Soedan), hebben hulporganisaties moeite een antwoord te vinden op het conflict in die andere Soedanese staat genaamd Blauwe Nijl, een afgelegen en vrij onbereikbare regio. Uit die staat vluchtten al vier keer meer mensen de grens over naar Zuid-Soedan. De omstandigheden in de vluchtelingenkampen zijn verre van ideaal: er is te weinig schoon water en de gezinnen moeten weg uit de geïmproviseerde opvang voordat de regentijd aanbreekt en hun kampeerplaats overstroomt. Oxfam international hoopt dat er op korte termijn geld binnenkomt, omdat het over een paar weken, als het begint te regenen, drie keer zo veel kost om voedsel en andere voorraden het gebied binnen te brengen. De wegen worden dan moeilijk berijdbaar.
Volgens de Verenigde Naties verblijven er ongeveer 82.500 vluchtelingen uit Blauwe Nijl (Soedan) in kampen in Opper-Nijl (Zuid-Soedan). Ongeveer 20.000 mensen vluchtten vanuit Zuid-Kordofan naar de staat Unity in Zuid-Soedan. De VN en de Verenigde Staten waarschuwen dat er nog honderdduizenden vluchtelingen bij kunnen komen als het voedsel opraakt in beide staten.

Vluchtelingen en mensenrechtengroepen zeggen dat Soedan niet enkel luchtaanvallen uitvoert op opstandelingen, maar ook op burgers. De rebellen van de Soedanese Volksbevrijdingsbeweging-Noord (SPLM-N) waren vroeger onderdeel van de troepen in het zuiden die een burgeroorlog uitvochten tegen het regime in Khartoem. Die burgeroorlog leidde uiteindelijk tot de afscheiding van Zuid-Soedan, in juli vorig jaar. De bevrijdingsbeweging viel daarna uiteen en Zuid-Soedanese politici hebben herhaaldelijk ontkend nog banden te hebben met de SPLM-N, maar hoe zit de vork echt in de steel? De achterliggende oorzaken van vele onlusten in het gebied blijven immers onduidelijk.

Artsen zonder Grenzen wijst er op dat gebrek aan schoon water in de kampen ernstige dehydratatie en diarree zullen veroorzaken. Ook lopen kinderen huid- en ooginfecties op. Het grondwater in Opper-Nijl zit evenwel zo diep dat het bijna niet is aan te boren. De VN willen nu materieel brengen waarmee 150 meter diep geboord kan worden. Oxfam International haalt dagelijks 160.000 liter water uit drie bestaande bronnen en vervoert dat met vrachtauto's naar distributiepunten. De vluchtelingen krijgen daar 6 liter water per dag. Sommige vluchtelingen klagen echter dat het water bij de distributiepunten al op is voordat zij aan de beurt zijn.

Donkere wolken boven Zuid-Soedan
In juni 2014 raakten de noodhulp en het broodnodige voedsel op vele plaatsen in Zuid-soedan niet in de distributiecentra. Dat was ook het geval voor Malakal, in de Upper Nile State. De 18.000 mensen in het vluchtelingenkamp moesten hun schaarse rantsoenen verder beperken. Ze hadden geen andere keus dan in de rij te staan en te wachten tot hopelijk de volgende VN-levering kwam en hen van de langzame dood of de volgende vlucht zou redden.
Maar terwijl de ondervoeding groeit, overwegen zeven internationale hulporganisaties om voedselprojecten te schrappen wegens een ernstig tekort aan financiering. Het gaat om World Vision, Oxfam, Save the Children, Care International, Rescue Committee, Christian Aid en Tearfund.
CARE International, dat Zuid-Soedan 'de urgentste hamanitaire crisis in Afrika' noemt, zegt dat de recentste oproep van de Verenigde Naties voor Zuid-Soedan nog niet de helft heeft opgeleverd van wat nodig is. Volgens de VN is op korte termijn 1,8 miljard dollar nodig. De hulporganisaties komen echter zo'n 89 miljoen dollar te kort. Bovendien wordt deze crisis niet veroorzaakt door droogte of overstromingen, maar door politiek geweld.
Zuid-Soedan heeft immers een tumultueuze binnenlandse politiek, die in december nog geleid had tot gevechten. Naar schatting zijn ongeveer 1,5 miljoen mensen daardoor ontheemd geraakt.
Zuid-Soedan had al de hoogste moedersterfte ter wereld. En naar schatting één op de vijf Zuid-Soedanese kinderen sterft voor de leeftijd van vijf jaar. Maar hoewel er vroeger ook nauwelijks genoeg voedsel was, is de situatie nu echt dramatisch doordat gevluchte boeren geen gewassen geplant hebben. Door gebrek aan adequate zijn mensen veel vatbaarder voor malaria, diarree en luchtwegeninfecties –de drie belangrijkste doodsoorzaken in het land.

De rust was echter van korte duur. Jaren hadden de Nuer en de Dinka, de twee grootste etnische groepen, samen gestreden tegen het regime in het oude Soedan, maar amper twee jaar na de onafhankelijkheid richtten ze hun wapens op elkaar.
Eind 2013 beschuldigde president Salva Kiir zijn vicepresident Riek Machar van het plannen van een staatsgreep. Dat Kiir tot de Dinka behoort, en Machar tot de Nuer, gaf de machtsstrijd onmiddellijk een etnische dimensie.
Prompt werden in Djoeba burgers koelbloedig afgemaakt, simpelweg omdat ze tot de etnische groep van Machar behoorden. Het leger viel uiteen in twee groepen en het geweld verspreidde zich razendsnel over het jonge land.
Sindsdien zijn er naar schatting 400.000 doden gevallen. Op een totale bevolking van 12,5 miljoen zijn maar liefst 4 miljoen burgers op de vlucht. Daarvan bevinden 1,8 miljoen mensen zich binnen de eigen landsgrenzen.

Protection Of Civilian Site 3 oftewel POC3 is de erg ongeïnspireerde naam van een kamp waar 24.000 vluchtelingen bijeengepakt zitten. Scheermesdraad moet hen tegen de buitenwereld beschermen. Geen goede plaats om op te groeien, maar een beter alternatief zien ze voorlopig niet.
In een vluchtelingenkamp wat verderop, waar nog eens 6000 mensen bijeen zitten, brengen gemeenschapswerkers van Handicap International tien vrouwen bijeen voor een groepssessie. Een korte sessie van dertig minuten moet de moraal opkrikken.
Wat kan voor velen onder hen echt het verschil maken? Houtskool, dat is het verrassende antwoord. De mensen krijgen elke maand een rantsoen van olie, bonen, meel en kikkererwten, maar er is geen houtskool om daar iets mee aan te vangen!
In het kamp kost een zak houtskool het equivalent van dertig euro. Wie dat niet heeft, moet buiten het kamp hout zoeken. En dat kan heel gevaarlij zijn: vrouwen worden inderdaad vaak aangevallen en verkracht. Zo maakt 43 procent van de gezinnen in POC3 plannen om te vertrekken. Maar 95 procent doet het uiteindelijk niet, omdat ze het leven buiten het kamp nog steeds niet veilig achten. Dat stelde UNHCR vast na een bevraging onder de bewoners van het kamp. Voor een op de acht bewoners speelt bij die beslissing ook de toegang tot onderwijs een rol.

Voor de Zuid-Soedanese regering zijn de kampen een doorn in het oog. De eigen veiligheidsdiensten houden de waterbevoorrading soms tegen, gewoon om de bewoners het leven zo moeilijk mogelijk te maken.
Niet enkel de regering zou de kampen liever zien verdwijnen. Tien kampen staan onder de bescherming van de VN-blauwhelmen en ook de Verenigde Naties zouden ze liever sluiten.
Ondertussen is voor de meeste Zuid-Soedanezen een terugkeer naar huis nog niet aan de orde en blijft de politieke situatie onstabiel. Toen het geweld eind 2013 losbarstte, zochten mensen spontaan de bescherming van de blauwhelmen op. De VN werden overrompeld door burgers in nood. Sindsdien wonen bijna 200.000 mensen in tien verschillende, ongeplande kampen bij de VN-basissen, verspreid over het land.
De situatie roept bij de VN nare herinneringen op aan het drama van Srebrenica in Bosnië-Herzegovina in 1995. Daar werd onder de neus van de VN-blauwhelmen een etnisch bloedbad aangericht. De schrik voor een herhaling van dat drama is groot.

Salva Kiir en Riek Machar ondertekenden in september 2018 een vredesakkoord. Ze spraken af om een regering van nationale eenheid te vormen -iets wat pas meer dan een jaar later realiteit werd. Machar werd daarmee opnieuw verwelkomd als vice-president in de regering van president Kiir.
De vrees voor oplaaiend geweld is niet onterecht. De burgeroorlog in Zuid-Soedan deed het jonge leger in twee groepen uiteenvallen. Maar daarnaast maakten ook kleinere rebellengroepen gebruik van de chaos om hun positie te versterken.
Zoals het National Salvation Front van Generaal Thomas Cirillo Swaka. Hij schaarde zich tijdens de vredesonderhandelingen aan de kant van Riek Machar, maar ondertekende het akkoord uiteindelijk niet. Hij vreest dat Machar met alle macht zal gaan lopen en dat hij in de kou blijft staan. Het vredesakkoord deed het geweld in het zuiden bij alle partijen dus eerder toenemen.
Het leger hield de stad Yei nog in handen, maar de meeste omliggende dorpen zijn nog steeds in handen van Cirillo. Veel inwoners van de grensstad zijn gevlucht naar de buurlanden Oeganda en Congo. Hun huizen zijn vaak ingenomen door vluchtelingen uit de dorpen, die op eigen kracht de grens niet konden bereiken.